Scherpstelling
Scherpstelling kan automatisch (0 100) of handmatig (0 115)
worden aangepast. De gebruiker kan ook het scherpstelpunt voor
automatische of handmatige scherpstelling (0 107) selecteren of
scherpstelvergrendeling gebruiken om scherp te stellen en foto's
opnieuw samen te stellen na het scherpstellen (0 111).
Autofocus
Draai de selectieknop voor de
scherpstelstand naar AF om
autofocus te gebruiken.
Autofocusstand
De volgende autofocusstanden kunnen worden geselecteerd
tijdens zoekerfotografie:
Stand
Automatische servo-AF: De camera selecteert automatisch enkelvoudige
AF-A
servo-autofocus als het onderwerp stilstaat, continue servo-
autofocus als het onderwerp beweegt.
Enkelvoudige servo-AF: Voor stilstaande onderwerpen. Scherpstelling
vergrendelt wanneer ontspanknop half wordt ingedrukt. Bij
standaardinstellingen kan de sluiter alleen worden ontspannen
AF-S
wanneer de scherpstelaanduiding (I) wordt weergegeven
(scherpstelprioriteit; 0 260).
Continue servo-AF: Voor bewegende onderwerpen. Camera stelt
continu scherp terwijl de ontspanknop half wordt ingedrukt; als het
onderwerp beweegt, zal de camera anticiperende scherpstelling
(0 102) inschakelen om de uiteindelijke afstand tot het onderwerp
AF-C
in te schatten en indien nodig de scherpstelling aan te passen. Bij
standaardinstellingen kan de sluiter worden ontspannen al dan niet
met het onderwerp scherp in beeld (ontspanprioriteit; 0 260).
100
Selectieknop voor scherpstelstand
Beschrijving