Appendix 2. Onderdelen van de hardware en het parametermenu
2.1. Turbo
De gebruiker kan het systeem in de turbo en de normale ontgassingmodus laten werken. Onderhoudspersoneel heeft
ook toegang tot de handmatige modus en kan een lekkagetest uitvoeren. Deze lekkagetest (vacuümtest) kan ook worden
toegepast om de werking van de pomp te testen.
2.1.1. Snel/Turbo
De pomp draait (met vorming van een vacuüm) wisselend met de ontgassingsinterval tot de gekozen tijd voor de turbo
modus is verstreken. Vervolgens schakelt de besturingsunit automatisch over naar de normale modus.
Pump
ON
OFF
1
1
0
2
2.1.2. Handmatig
De normale ontgassingsmodus wordt alleen automatisch door een pauze onderbroken om 's nachts mogelijke
ontgassingsgeluiden te voorkomen.
Pump
ON
OFF
1
0
2
3
2.1.3. Handbediening
De handmatige modus is uitsluitend bedoeld voor onderhoudsdoeleinden, d.w.z. voor het controleren van de werking
van de pomp en het magneetventiel. De gebruiker heeft geen toegang tot deze modus.
• Vacuüm test
Door deze modus te activeren wordt eerst de systeemaansluiting (bij aansluiting vanaf de retourleiding) gesloten.
De pomp wekt dan binnen 5 seconden een vacuüm op. Dit vacuüm moet gedurende 100 seconden worden gehandhaafd
om de gebruiker in staat te stellen te controleren of het reservoir luchtdicht is, waarna de test met succes is voltooid.
Deze test wordt gewoonlijk voor de ingebruikneming van het systeem en na onderhoud aan het systeem uitgevoerd.
2.2. Niveaugeregeld [%]
2.2.1. Niveaugeregeld
Besturing vindt plaats via een extern potentiaal-vrij of -voerend signaal (230 V). Dit is afhankelijk van de gebruikte druk-
houdautomaat besturing. Wanneer het signaal wordt doorgegeven, schakelt de pomp in. Het vullen vindt plaats tot het
niveau is bereikt dat op de expansieautomaat is ingesteld.
20
ENA 7-30
0
Startvertraging
1
Pomp draait
2
Ontgassingstijd
Time
2
0
Startvertraging
1
Pomp draait
2
Ontgassingstijd
3
Duur pauze
Time
1
2.2.2. Drukgeregeld [P]
Besturing via de druksensor, die in de module is geïntegreerd. Wanneer de systeemdruk is afgenomen tot de inschakel-
druk 'Vulcommando aan', schakelt de pomp in en blijft werken tot 'Vulcommando uit' is bereikt.
In beide modi worden zowel de inschakeltijd als de vulhoeveelheid (wanneer het systeem is uitgerust met een puls watermeter)
gecontroleerd. Bovendien wordt de druk in het systeem gecontroleerd. Als de systeemdruk toe- of afneemt tot buiten het werk-
drukgebied, verschijnt een foutbericht. The system activates degassing and fi lling until the pressure is back in the working range.
2.2.3. Navullen uitgeschakeld
De ENA 7-30 werkt uitsluitend als automatische ontgassingsunit
2.3. Controleren
Het voornaamste doel van de controlefuncties is het snel detecteren van fouten in het systeem en om de systeemcompo-
nenten in belangrijke mate te beschermen m.b.v. de juiste signalen of door het systeem automatisch uit te schakelen. Ze
zijn met name bedoeld voor het detecteren van lekkages in een vroeg stadium en om dergelijke voorvallen te beperken.
2.3.1. Navulhoeveelheid (controleren)
De gebruiker kan vrij parameters voor de navulhoeveelheid instellen. Wanneer niet aan de hieronder beschreven omstan-
digheden wordt voldaan, geeft het systeem een fout aan; het foutcontact opent tot de fout handmatig is bevestigd.
•
De actuele looptijd mag de maximum tijd per cyclus niet overschrijden.
•
De minimum interval tussen twee cycli (pauze) mag niet korter zijn dan de geprogrammeerde tijd.
•
Het maximum aantal cycli per tijdvenster mag het in het looptijdvenster geprogrammeerde aantal (bijv. niet meer dan 3
cycli gedurende de afgelopen 8 uur) niet overschrijden. Als een literteller (IWM in NFE1.2/2.2) is aangesloten en ingescha-
keld, kan de gebruiker de maximum vulhoeveelheid per cyclus in plaats van de maximum vultijd per cyclus controleren.
2.3.2. Druk controleren
De maximum toelaatbare druk en niveau mogen niet worden overschreden. Daarom worden afwijkingen van de normale
druk gesignaleerd.
Pressure
pMIN en pMAX worden ingesteld op de werkdruklimieten
en kunnen niet door de gebruiker worden gewijzigd.
pMAX
pMAX
Upper pressure limit
pON en pOFF kunnen binnen deze limieten worden gewijzigd.
(operating pressure range)
Fill command OFF
Filling deactivation pressure
Fill command ON
Filling activation pressure
Lower pressure limit
(operating pressure range)
0 bar
0 bar
2.3.3. Hoeveelheid te behandelen water controleren
Wanneer een waterbehandelingsmodule is geïnstalleerd en de puls watermeter is ingeschakeld, kan de hoeveelheid nog
te behandelen water rechtsonder in het verwerkingsmenu worden afgelezen. D.w.z.: als de hoeveelheid nog te behande-
len water correct is ingevoerd in het parametermenu 'Waterbehandeling vóór het in bedrijf stellen'. Als de hoeveelheid
nul liter is, wordt de verzamelstoormelding geïnitieerd (indien geactiveerd) en er wordt een foutbericht weergegeven.
Negatieve waarden betekenen dat de toegestane hoeveelheid behandeld water (capaciteit) in liter is overschreden.
De ENA 7-30 blijft in een dergelijk geval werken.
We reserve the right to change designs and technical specifications of our products.
NLD
21