INSTRUCTIE Als door de montage van de camera de afmetingen van het voertuig zoals aangege-
ven in de voertuigdocumenten worden veranderd, moet er een nieuwe voertuigkeuring door de
betreffende instanties worden uitgevoerd. Deze instantie moet dergelijke wijzigingen in uw voer-
tuigdocumenten noteren.
7.1
Opmerkingen over installatie
Neem de volgende instructies in acht:
•
Gebruik, waar mogelijk, originele kabels of andere geschikte opties zoals afwerkranden, ventilatieroosters
of blinde stekkers om de kabels te leiden. Als er geen openingen zijn, moeten er gaten geboord worden
voor de kabels.
•
Leg de kabel waar mogelijk binnen in het voertuig. Als kabels toch aan de buitenzijde van het voertuig
moeten worden gemonteerd, beveilig ze dan goed (bijvoorbeeld met extra kabelbinders, isolatieband,
enz.).
•
Bescherm elk doorvoergat in de voertuigbehuizing tegen het binnendringen van water, bijv. door de ka-
bel met afdichtingsmiddel aan te brengen en door de kabel en de doorvoertule in te spuiten met afdich-
tingsmiddel.
INSTRUCTIE Begin de gaten pas af te dichten wanneer de installatie van de camera is vol-
tooid.
7.2
Montageplaats
Neem het volgende in acht:
•
Het installatieoppervlak van de camera moet stevig zijn.
•
De locatie op de voertuigcarrosserie waar de camera moet worden geïnstalleerd, moet stevig genoeg zijn
om de camera veilig te monteren.
•
De camera's moeten zo hoog mogelijk worden geïnstalleerd en zo dicht mogelijk bij het centrum van het
voertuig.
afb.
•
De installatielocatie van de camera moet zo haaks mogelijk zijn.
7.3
De camera's plaatsen
1.
Sluit het camerasysteem aan (afb. ) volgens het bedradingsschema (afb. ).
afb.
op pagina 5
Nr.
1
2
3
4
5
6
50
op pagina 4
afb.
op pagina 6
Beschrijving
CAN-ingang (niet gebruikt)
RADAR (niet gebruikt)
CVBS universele video-uitgang (composiet)
AHD-monitoraansluiting
Aansluitkabel voor de monitor
afb.
op pagina 4