• "Lijst van beschikbare instellingen in elke fotografeerstand" (Blz. 113), "Lijst van
^-instellingen" (Blz. 114), "Lijst van O-instellingen" (Blz. 115)
• In bepaalde opnamestanden kan het enkele ogenblikken duren om het beeld
te verwerken nadat een foto werd gemaakt.
A (stand iAUTO)
Een volautomatische stand waarbij de camera automatisch de instellingen
optimaliseert voor de huidige scène. De camera doet al het werk, wat
handig is voor beginners.
1
Draai de functieknop naar A.
2
Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen.
De camera kan niet scherpstellen als het autofocusteken rood knippert.
Probeer opnieuw scherp te stellen.
3
Druk de ontspanknop helemaal in om de foto te maken.
A (stand A)
Wanneer een diafragmawaarde wordt ingesteld, stelt de camera
automatisch de geschikte sluitertijd in. Nadat u op H (pendelknop) hebt
gedrukt, kunt u de diafragmawaarde wijzigen met FG.
C1/C2 (Aangepaste modus)
Als u instellingen opslaat in [Instellingen aangepaste modus] (Blz. 64), kunt u
deze ophalen en met de opgeslagen instellingen fotograferen.
• U kunt verschillende instellingen vastleggen in C1 en C2.
25
NL