6.2 Analoge meetinstrumenten
•
Voltmeter met faseomkeerschakelaar (S1)
•
ampèremeter.
6.3 Storingsaanduiding
6.3.1 Akoestische storingsaanduiding
Een akoestisch alarm klinkt wanneer storingsaanduidingen van
de brandbluspomp zich in de regelaar ophopen. Druk op toets
S4 (hoorn uit) om de hoorn uit te schakelen.
Signaallampje H4 (storing brandbluspomp) blijft branden tot de
oorzaak van de storing is verholpen.
6.3.2 Visuele storingsaanduiding
Als een unit handmatig is uitgeschakeld, dan branden de blauwe
signaallampjes H3, H6, H9 en H12.
De gele signaallampjes H4, H7, H10 en H13 branden als één van
de volgende storingen optreedt:
•
De motorbeveiliging is aangesproken.
•
Er is een storing in de voeding ontdekt.
•
Eén van de contactbewakingsmodules heeft kortsluiting of
draadbreuk ontdekt.
6.3.3 Test van signaallampjes
Druk op toets S5 om de werking van de signaallampjes te testen.
6.4 Potentiaalvrij signaalcontact
Als een onderdeel in de regelaar een verandering ontdekt, dan
zal een potentiaalvrij signaalcontact een storingsaanduiding
geven of een nieuwe bedrijfsomstandigheid aangeven. Deze aan-
duidingen kunnen worden bekeken op het bedieningspaneel en/
of in een bovenliggend storingscentrum. Zie het aansluitschema.
7. Uitvoeringen van de regelaar
De regelaar is verkrijgbaar in twee uitvoeringen:
•
met bewakingsmodule (WM)
•
zonder bewakingsmodule (WOM).
Beide uitvoeringen geven de bedrijfsstatus van de brandblus-
pomp aan via potentiaalvrije signaalcontacten.
7.1 Regelaar met bewakingsmodule
Bewakingsmodules voor bewaking van de voeding alsmede voor
bewaking van draadbreuk en/of kortsluiting via drukschakelaars
zijn geïntegreerd in de WM-uitvoering van de regelaar.
Het is essentieel dat voor dit doel een corresponderende weer-
standsmodule, WM1, aan elke drukschakelaar wordt bevestigd.
7.2 Regelaar zonder bewakingsmodule
Zonder de bewakingsmodules die in deze uitvoering zijn geïnte-
greerd zullen geen potentiaalvrije signalen worden afgegeven bij
fase- of drukschakelaarstoringen.
8. Onderdelen van de regelaar
Afhankelijk van de uitvoering van de regelaar bevat de regelaar
de volgende onderdelen:
Uitvoering
Onderdeel
Overspanningsbeveiliger (optie)
WM
Relais voor fasestoring
Bewakingsmodule
WOM
Overspanningsbeveiliger (optie)
8.1 Overspanningsbeveiliger
(Optie)
De overspanningsbeveiliger voor de netconfiguratie TN-S (L1, L2,
L3, N, PE) leidt gevaarlijke overspanningen naar de aardlekscha-
kelaar.
Het rode signaallampje brandt wanneer de beveiliger is geacti-
veerd. Vervang de corresponderende module.
Afb. 3 Overspanningsbeveiliger
De beveiliger bestaat uit vier afzonderlijke modules. Voor TN-S
systemen zijn deze modules individueel onderling uitwisselbaar.
De beveiliger heeft een potentiaalvrij wisselcontact dat het relais
voor storingsaanduiding kan aanspreken.
8.1.1 Potentiaalvrij signaleren
Potentiaalvrij signaleren gebeurt d.m.v een NC-contact voor
gezamenlijke storingsmeldingen naar een bovenliggend storings-
centrum.
8.2 Relais voor fasestoring
(Alleen voor WM-uitvoeringen)
Het relais voor fasestoringen bewaakt de driefasenvoeding met
neutrale geleiders. De gebruiker kan het relais voor fasestoringen
aanpassen aan de condities van het voedingsnet.
De beveiliger is ontworpen voor een nominale
spanning van 250 VAC en een frequentie van 48
N.B.
tot 63 Hz.
Functies
•
Instelbare grenswaarden
•
instelbare reactievertraging
•
bewaking van fasevolgorde en fasestoringen
•
asymmetriebewaking met instelbare schaal voor afwijking.
Bedrijfsmodi
•
UNDER (U): Onderspanningsbewaking
•
UNDER+SEQ (U+S): Bewaking van onderspanning en fase-
volgorde
•
WIN (W): Bewaking van het bereik tussen de min. en max.
grenswaarden
•
WIN+SEQ (W+S): Bewaking van het bereik tussen de min. en
max. grenswaarden, en bewaking van de fasevolgorde.
Rood signaal-
lampje
33