4.4.2 Houd/Transfer-uitgangen
Stap
Kiezen
1
2
3
4
5
6
7
besturingsuitgang bereikt bijvoorbeeld een permanent statusniveau van 5%. Als
de integrale tijd ingesteld is op vijf minuten zal de integrale actie van de controller
5% extra aan het controller-uitgangsniveau toevoegen gedurende een interval
van 5 minuten. De integrale actie is additief zodat voor iedere 5-minuten-interval
5% extra wordt toegevoegd aan het uitgangsniveau van de controller. Daardoor
wordt de controller in staat gesteld om het proces op het gewenste instelniveau te
brengen. Merk op dat hoe langer de integrale tijdinstelling is, des te langer het
voor de integrale actie duurt om het proces te beïnvloeden. De integrale controle-
actie wordt gedeactiveerd door deze op nul te zetten. Merk op dat de integrale tijd
in minuten wordt weergegeven.
Derivatief
Derivatieve besturing wordt gebruikt om het controle-uitgangsniveau in te stellen
dat gebaseerd is op de snelheid waarop de proceswaarde de instelwaarde
benadert of passeert. Derivatieve besturingsactie zou kunnen worden gebruikt in
gevallen waarbij de proceswaarde de instelwaarde snel kan benaderen en
overtreffen. De derivatieve instelling wordt in minuten weergegeven. De uitgangs-
actie van de derivatieve besturing is gelijk aan de veranderingssnelheid van het
proces (in pH-eenheden per minuten) maal de derivatieve tijd, gedeeld door de
proportionele band, maal de negatieve. Als het proces pH bijvoorbeeld verandert
met een snelheid van pH 0,20 per minuut, de derivatieve tijd ingesteld is op
3,0 minuten, de proportionele band ingesteld is op pH 0,80 en de actie "direct" is,
zal de derivatieve controle-uitgangsactie ongeveer gelijk zijn aan: (-0,20
pH/minuut X 3,0 minuten) / 0,80 pH = -75%.
Gedurende een normale meetbewerking kunnen de analoge uitgangen op de
laatst gemeten waarden worden gehouden. De uitgang houden totdat er wordt
vrijgegeven:
Menuniveau/instructies
HOOFDMENU
TEST/ONDERH
HOUD UITGANGEN
STEL OUTMODUS IN
Selecteer HOUD UITGANGEN of XFER UITGANGEN
STEL KANALEN IN
Selecteer Alle of één van de aangesloten sensoren
Bediening
Bevestigen
—
—
39