Gebruik van de
parameterbewerkingsfunctie
Bewerken van de parameters voor de
kanalen 1 tot en met 16
Met de parameterbewerkingsfunctie kunt u de instelling van
tien verschillende parameters (inclusief toon, volume en
balanspunt) veranderen bij het kanaal dat u instelde in het
mixerscherm.
Veranderen van de parameters
1
Druk op de MIXER toets.
• Hierdoor verschijnt de MIXER indicator in het display.
2
Druk op een CHANNEL toets (1 – 16) om een
kanaal te selecteren.
• Gebruik de [ ] en [ ] CURSOR toetsen om tussen
kanalen om te schakelen.
3
Gebruik de [ ] en [ ] CURSOR toetsen om de
parameter te selecteren waarvan u de instelling wilt
veranderen.
Voorbeeld: Kies de volume-instelling door "Volume" in
de display te verkrijgen.
• Telkens bij indrukken van de [ ] of [ ] CURSOR toets
wordt naar de volgende van de parameters gegaan.
• U kunt de [ ] en [ ] CURSOR toetsen gebruiken om
op elk moment van deze procedure naar een ander
kanaal te veranderen.
Geeft een kanaalvolume-instelling aan van 127
V o l ume
MIXER
CHANNEL
4
Verander de instelling van de parameter m.b.v. de
cijfertoetsen of m.b.v. de [+] en [–] toetsen.
Voorbeeld: Verander de instelling naar "060".
V o l ume
• Door indrukken van de MIXER of EXIT toets wordt
de parameterbewerkingsfunctie verlaten.
Bewerken van DSP kanaalparameters
1
Druk op de CHANNEL (DSP) toets.
• Hierdoor wordt het DSP kanaal geselecteerd.
• Door op de [ ] CURSOR toets te drukken terwijl het
DSP kanaal is geselecteerd, wordt teruggegaan naar
kanaal 16.
Mixerfunctie
CURSOR
Cijfertoetsen
Number buttons
[+] / [–]
D-41