3. Om de hulpverlichting in te stellen, selecteert u 'AUX'.
4. Om beide lampjes in te stellen, selecteert u 'CAM' en 'AUX' indicatielampjes.
5. Om alle lampen uit te schakelen, selecteert u 'NONE'
HELDERHEID
Gebruik deze toetsen om de camera- en/of hulpverlichting in te stellen en let daarbij op welke van de
bovenstaande opties is geselecteerd.
Om het beschikbare licht te verhogen, drukt u op het grote pictogram [LICHT TOEVOEGEN].
Om het beschikbare licht te verminderen, drukt u op het kleine pictogram [LICHT TOEVOEGEN].
Opmerking: Met de hulpverlichtingskop zal, wanneer zowel "CAM" als "AUX" branden, de grote "zon"-
toets de cameralichten opvoeren, en vervolgens de hulplichten.
SCANNEN
Door op de[SCAN]-toets te drukken, zal de camera centreren, pannen en 360° rollen om het gebied te
scannen. Dit werkt alleen wanneer het groene indicatielampje "GEREED" brandt.
Opmerking: Deze functie is niet beschikbaar voor vaste vooruit gerichte camera's.
ELEV
De ELEV-toetsen (voorheen AUX 2) worden gebruikt om de aangedreven lift te bedienen, indien
aanwezig.
Gebruikershandleiding flexitrax™ flexiprobe™
6 Het systeem bedienen
www.pearpoint.com
| 188