5.5.7
E-mail-instellingen
Gebruik dit scherm om een verbinding met een e-mailserver op te zetten. U zult dit moeten doen als u
inspectierapporten per e-mail wilt verzenden. U dient ook een internetverbinding tot stand te brengen.
Zie
sectie
5.5.6.
E-mailgebruiker: Voer het e-mailadres in voor de account dat u wilt gebruiken bij het verzenden van e-
mails vanuit de controller. De controller zal dit account gebruiken om verbinding te maken met de e-
mailserver.
Opmerking: U selecteert de ontvanger van de e-mail wanneer u een inspectierapport verstuurt.
Wachtwoord: Voer het wachtwoord in voor het account dat u gaat gebruiken om e-mails te versturen
vanuit de controller.
Gebruikersnaam: Voer de SMTP-gebruikersname in voor het account die u wilt gebruiken bij het
verzenden van e-mails vanuit de controller.
Opmerking: Sommige e-maildiensten, waaronder Gmail, gebruiken het SMTP-
gebruikersnaamattribuut als afzenderadres in plaats van het opgegeven gebruikerse-mailadres.
Server: Voer de e-mailserver in die u wilt gebruiken (of selecteer deze).
Als de controller een herkend type e-mailaccount detecteert (bijv. Outlook, Gmail of Yahoo), stelt het
automatisch de juiste e-mailserver in (smtp-mail.outlook.com of smtp.gmail.com).
Poort: Als u een SMTP-verbinding gebruikt, dient u de TCP-poort voor het verzenden van e-mail op uw
SMTP-server in te voeren. Poort 587 is standaard ingesteld.
Vereist een beveiligde verbinding (TLS): Standaard verstuurt de controller e-mails altijd over een
beveiligde (versleutelde) verbinding, d.w.z. over een SMTPS-verbinding. Maar u kunt dit selectievakje
uitschakelen als het acceptabel is om inspectierapporten via een niet-versleutelde verbinding te verzenden.
Gebruikershandleiding flexitrax™ flexiprobe™
5 Systeeminstelling
www.pearpoint.com
| 131