Installeer een zuigfilter aan de zuigzijde van de pomp.
Hiermede voorkomt u dat er vaste delen in de pomp
terecht komen.
6.4.3. Persleiding
Monteer een schuifafsluiter in de pers om opbrengst,
druk en opgenomen vermogen te regelen. Monteer een
manometer.
Bij een opvoerhoogte van meer dan 15 meter dient er ter
voorkoming van waterslag een terugslagklep ingebouwd te
worden.
6.5. Elektrische aansluiting
OFF
De elektrische aansluiting moet uitgevoerd
worden door een gekwalificeerd elektriciën
overeenkomstig de plaatselijke verordeningen.
Volg alle veiligheidsinstructies.
De pompset dient op een juiste wijze geaard te zijn.
Verbind de aarde in de aansluitdoos met een gemerkt
teken
.
Vergelijk de frequentie en voltage met de waarden op
het typeplaatje en sluit de fasen aan overeenkomstig
het schema in de aansluitdoos.
LET OP: Geen metalen voorwerpen in de
kabelopening tussen aansluitdoos en stator
laten vallen, anders motor demonteren en
voorwerp verwijderen.
LET OP: bij motorvermogens boven 5,5 kW
voorkom directe inschakeling. Plaats een
schakelkast met ster/driehoekschakelaar of
andere startvoorziening.
Wanneer de aansluitbox voorzien is van een
kabelwartel, gebruik flexibele elektrische kabel van het
type H07RN-F met artikel over de kabel niet minder
dan (par. 13.1 TAB 1).
Wanneer de aansluitbox is voorzien van een
doorvoerbus, sluit de elektrische kabel aan met behulp
van een mantel.
Bij gebruik in zwembaden, vijvers en soortgelijke
situaties, is het noodzakelijk dat een aardlekschakelaar
van maximaal 30 mA in de voeding wordt opgenomen.
Installeer een schakelaar waarbij elke fase van de
toevoer uitgeschakeld kan worden. De opening tussen
de contacten dient minimaal 3 mm te zijn.
Bij een 3-fase motor dient men een motorbeveiliging,
overeenkomstig met curve D de nominale motorstroom
te gebruiken.
1-fase CTM, TM, TPM, pompen zijn uitgevoerd met
een condensator en (voor 220 en 240 V, 50 Hz) met
een ingebouwde thermische beveiliging.
7. INSCHAKELEN EN GEBRUIK
7.1. Controles alvorens in te schakelen
Het apparaat mag niet ingeschakeld worden wanneer
er beschadigde onderdelen zijn.
7.2. Eerste inschakeling
OFF
LET OP: Laat de pomp nooit drooglopen.
Start de pomp nadat deze volledig is gevuld met
vloeistof.
Als de pomp geplaatst is boven waterniveau
(zuigbedrijf) of wanneer de voordruk te laag is (lager
dan 1 m) om de terugslagklep te openen, vul de pomp
door de vulaansluiting.
CT,T, TP, Rev25 - Bedieningsvoorschrift
Als men werkt bij een positieve voordruk, vult
men de pomp door de zuigklep langzaam volledig te
openen en houdt men de persklep open om lucht te
laten ontsnappen.
Alvorens te starten, controleer of de pomp met de
hand gedraaid kan worden. Voor dit doel hebben de
kleinere pompen een schroevendraaier inkeping aan
de ventilatorzijde van de as.
In het begin kan er enige weerstand ontstaan
door een verminderde waaierruimte van deze
pomp. Na een korte periode draait de waaier
weer normaal.
Het starten van 3-fase motoren, controleer de
draairichting volgens de pijl zoals afgebeeld op het
lantaarstuk.
Anders, sluit de stroomtoevoer en verwissel de
aansluiting van 2-fasen.
Controleer of de pomp functioneert binnen het
werkgebied en of het opgenomen vermogen voldoet
aan de specificaties op het typeplaatje. Indien de
stroomsterkte te hoog is, dienen de klep of kleppen in
de persleiding zodanig versteld te worden dat e.e.a.
weer conform de markering op het typeplaatje is.
Deze pompen hebben de maximale vermogens met
minimale afgifte.
Nooit de pomp laten draaien tegen een
gesloten afsluiter langer dan 5 minuten.
7.3. UITSCHAKELEN
ON
Het apparaat moet uitgeschakeld worden in
elk geval waarin er problemen zijn tijdens het
functioneren (zie opsporen van defecten).
Het product is ontworpen voor een continue
functionering; het wordt pas uitgezet door de stroom uit
te schakelen door middel van de daarvoor voorziene
ontkoppelingssystemen (zie par. 6.5 Elektrische
aansluiting).
8. ONDERHOUD
Alvorens enige onderhoudswerkzaamheid uit te
voeren moet het apparaat uitgeschakeld worden door
alle energiebronnen los te koppelen.Wend u zo nodig
tot een elektriciën of ervaren technicus.
Elke werkzaamheid voor het onderhoud,
reinigen of repareren die wordt uitgevoerd
terwijl er spanning op de elektrische installatie
staat kan ernstige, ook dodelijke, ongelukken
tot gevolg hebben voor de personen.
Indien het netsnoer beschadigd is, moet
het vervangen worden door de fabrikant,
diens servicedienst of een persoon met een
gelijkwaardige kwalificatie, om gevaarlijke
situaties te voorkomen.
In het geval van buitengewoon onderhoud of
onderhoudswerkzaamheden waarvoor delen van de
machine gedemonteerd moeten worden, moet de
operator die het onderhoud uitvoert een geschoold
technicus zijn die in staat is om de schema's en
tekeningen te lezen en begrijpen.Het is verstandig om
een register bij te houden van alle uitgevoerde ingrepen.
Tijdens het onderhoud moet speciaal worden
i
opgelet dat geen vreemde delen, ook van
kleine afmetingen, binnenglippen en in het
circuit terechtkomen; ze zouden een storing
kunnen veroorzaken en de veiligheid van het
apparaat in gevaar kunnen brengen.
NL
Pagina 41 / 64