8.9.5 Regenwatervulling
Regenwatervulling
8.10 Speciale bedrijfsmodi
8.10.1 Jockey-pompinstallatie
Jockey-
pompinstallatie
8.11 Veldbus
Veldbus
40 / 82
dat het vulniveau Overloop wordt overschreden bij overschrijding van het vulniveau
Hoogwater (parameter 2-7-1-5-5), kan worden gespecificeerd of het doorspoelen wordt
gestopt in geval van een overloop van het reservoir.
Als het reservoir moet worden gevuld met regenwater in plaats van drinkwater, kan een
extra aansturingsfunctie voor het reservoir worden geactiveerd (parameter 2-7-2-1-1).
Vervolgens worden 1 of 2 regenwaterpompen (parameter 2-7-2-2-5) geactiveerd om
regenwater uit een regenwaterreservoir in het watervoorraadreservoir te voeren. Er kan een
droogloopbeveiliging voor de regenwaterpompen worden geconfigureerd door de bron op te
geven (parameter 2-7-2-2-1). Er moet een digitale ingang worden toegewezen aan de
vlotterschakelaar in het regenwaterreservoir (een van de parameters 1-3-3-1 t/m 1-3-3-18).
Er kunnen vertragingstijden worden ingesteld voor het uitschakelen (parameter 2-7-2-2-3)
en voor het resetten (parameter 2-7-2-2-4). Regenwaterpompen draaien alleen gedurende
de geconfigureerde maximale looptijd (parameter 2-7-2-2-8). Als er 2 pompaggregaten
aanwezig zijn, vindt met een vertragingstijd een pompwissel plaats (parameter 2-7-2-2-9).
Als een regenwaterpomp het maximumaantal inschakelingen van de pomp per uur
overschrijdt (parameter 2-7-2-2-10), wordt de regenwaterpomp niet opnieuw gestart totdat
de grenswaarde weer lager is dan. Er moeten reservoirvulniveaus voor regenwater
(parameters 2-7-1-2-17 en 2-7-1-2-18) worden geconfigureerd naast de waarden voor
drinkwaterniveaus.
Voor drukverhogingsinstallaties waarbij in aanvulling op de normale watertoevoer een lage
watervraag bestaat, kan een jockeypompregeling worden gebruikt. Eerst wordt een kleine
jockeypomp gestart. Als deze pomp niet langer genoeg water levert, neemt een
hoofdpompgroep de watertoevoer over. De jockeypomp wordt gestopt. Deze wordt pas
opnieuw gestart nadat de drukverhogingsinstallatie volledig is gestopt. De pompaggregaten
van beide pompgroepen zijn altijd pompaggregaten met netvoeding. De bedrijfsmodus
(parameter 1-1-2-3) moet worden ingesteld op netvoeding. De regeling van de
hoofdpompgroep (parameter 1-1-2-6) moet op Pompgroep en jockeypomp worden
ingesteld. Voor de omschakeling tussen jockeypomp en hoofdpompgroep kan een over-/
ondervoeding (parameter 2-4-3-1) en een duur van de over-/ondervoeding (parameter
2-4-3-2) worden geselecteerd. Voor de jockeypomp kan een afzonderlijke minimale looptijd
(parameter 2-3-5) worden ingesteld.
Er is een veldbus-Modbus-RTU-module met galvanisch gescheiden interface RS-485
geïntegreerd. De Modbus-communicatie moet worden geactiveerd (parameter 1-4-1). Het
bijbehorende slave-adres (parameter 1-4-2), de baudrate (parameter 1-4-3) en de pariteit
(parameter 1-4-4) moeten worden ingesteld. Diverse parameters en de status van alle
meldingen kunnen worden uitgelezen. Sommige parameters, bijvoorbeeld het setpoint,
kunnen ook worden geschreven. [ð Hoofdstuk 10.3, Pagina 69]