In dit geval moet Vlotterschakelaar worden geselecteerd (parameter 2-5-1-1-1) en moet er
een digitale ingang worden toegewezen aan de vlotterschakelaar (parameters 1-3-3-1 t/m
1-3-3-18). Er wordt een droogloopgebeurtenis gedetecteerd wanneer het ingangssignaal het
niveau Low heeft. In het geval van drukverhogingsinstallaties met een toevoerreservoir vóór
de drukverhogingsinstallatie, waarvan het vullen eveneens wordt bewaakt door het
schakelapparaat, kan de meting van het niveau in het reservoir door een druksensor op het
reservoir ook worden gebruikt voor droogloopbeveiliging. In dit geval moet de bron
Druksensor op reservoir worden geselecteerd (parameter 2-5-1-1-1). Het niveau in het
reservoir voor het detecteren van gebrek aan water is hetzelfde als het vulniveau Laag
niveau (parameter 2-7-1-2-7) en het vulniveau voor Resetten laag niveau (parameter
2-7-1-2-8). Er kan ook een extra bron worden ingesteld (parameter 2-5-1-2-1). Vervolgens
worden twee onafhankelijke bronnen gebruikt voor de bewaking op een gebrek aan water.
Dit maakt verschillende soorten bewaking mogelijk. De wachttijden kunnen afzonderlijk
worden ingesteld (parameter 2-5-1-2-2 en parameter 2-5-1-2-3). In het bijzonder kan een
maximumaantal droogloopbeveiligingsgebeurtenissen worden geconfigureerd om het aantal
gebeurtenissen met een gebrek aan water te bewaken (parameter 2-5-1-1-4). Als dit aantal
wordt overschreden, wordt er een melding ter informatie weergegeven.
8.6.2 Reactie op uitval van de druksensor
Uitval van de
In het geval van een storing van de druksensor aan de einddrukzijde, kan een reactie van
druksensor
de pompaggregaten worden geselecteerd om een specifieke watertoevoer te garanderen.
De reactie wordt afzonderlijk geselecteerd voor pompaggregaten met actieve netvoeding
(parameter 2-4-1-5) en voor pompaggregaten met frequentieregelaar (parameter 2-4-1-4).
De keuzes zijn Alle pompaggregaten stoppen, Het huidige aantal werkende
pompaggregaten met een vast toerental bevriezen of Een bepaald aantal pompaggregaten
met een vast toerental gebruiken (Parameter 2-4-1-6).
8.6.3 Einddrukbewaking
Einddrukbewaking
De actuele einddruk wordt continu bewaakt. Als de druk daalt tot onder een geconfigureerde
waarde (parameter 2-5-5-1-1) of hoger is dan een geconfigureerde waarde (parameter
2-5-5-2-1), wordt na een vertragingstijd (parameter 2-5-5-1-2 of parameter 2-5-2-2) een
melding weergegeven of worden bovendien de pompaggregaten gestopt, afhankelijk van de
geconfigureerde reactie (parameter 2-5-5-1-1 of parameter 2-5-5-2-3).
8.6.4 Korte drukafwijkingen
Korte
Als korte afwijkingen van de druk aan de drukzijde van het setpoint, die voldoen aan het
drukafwijkingen
criterium van het in- en uitschakelen van pompen, niet leiden tot het in- en uitschakelen van
de pomp, kan dit worden voorkomen door middel van een vertragingstijd voor de
pompinschakeling (parameter 2-4-5-2) en een vertragingstijd voor de pompuitschakeling
(parameter 2-4-5-3). Pompen worden dan alleen in- of uitgeschakeld als er na deze
vertragingstijden nog steeds drukafwijkingen zijn.
8.6.5 Lekdetectie
Lekdetectie
De lekdetectie moet worden geactiveerd voor gebruik (parameter 2-5-2-1). Als bron voor het
detectiesignaal kan de geïntegreerde waterdetectie of de lekdetectie door een extern
apparaat (Parameter 2-5-2-2) worden geselecteerd.
Bij signalering door een extern apparaat moet een digitale ingang worden toegewezen aan
aan de lekdetectie (een van de parameters 1-3-3-1 t/m 1-3-3-18). De lekdetectie kan op een
lekkage van het pompsysteem of een overloop van het reservoir controleren; dit kan worden
geselecteerd via positie (parameter 2-5-2-4). Voor het geval van een gedetecteerd lek
kunnen verschillende reacties worden geconfigureerd (parameter 2-5-2-5). Optioneel wordt
slechts één melding weergegeven. Bovendien kunnen alle pompaggregaten worden gestopt
als gevolg van lekkage van de pompinstallatie. Er kan een melding worden weergegeven in
het geval van een overloop van reservoir. Bovendien kan de toevoerappendage worden
gesloten of de regenwaterpompen kunnen worden gestopt. Het is mogelijk vertragingstijden
voor lekdetectie (parameter 2-5-2-6) en voor het resetten van de lekdetectie (parameter
2-5-2-7) in te stellen.
37 / 82