6 Bedienen
6.1 Bedieningspaneel
6.1.1 Beeldscherm
6.1.2 Draai-/drukknop
Uitgangspunt
Draaien aan de
draai-/drukknop
Drukken op de
24 / 82
draai-/drukknop
6.1.3 Status-LED
3
Afb. 8: Bedieningspaneel
1
Beeldscherm [ð Hoofdstuk 6.1.1, Pagina 24]
2
Draai-/drukknop [ð Hoofdstuk 6.1.2, Pagina 24]
3
Status-LED [ð Hoofdstuk 6.1.3, Pagina 24]
Om stroom te besparen, schakelt het beeldscherm zichzelf automatisch uit.
Om het beeldscherm in te schakelen, op de draai-/drukknop onder het beeldscherm drukken
of aan deze knop draaien.
Als er een melding is, licht het beeldscherm ook op. Hierop worden dan de actuele
meldings-ID en de status van de installatie weergegeven.
Met de draai-/drukknop wordt de actuele selectie op het beeldscherm geregeld. Met de
eerste beweging van de draai-/drukknop wordt de werking ervan geactiveerd. Het op het
beeldscherm geselecteerde symbool knippert korte tijd.
Als startsymbool is altijd het symbool vergrendelen/ontgrendelen geselecteerd.
Door het draaien aan de draai-/drukknop knipperen, afhankelijk van de configuratie van de
installatie, alle selecteerbare symbolen in een bepaalde volgorde.
Als alle selecteerbare symbolen op het beeldscherm zijn doorlopen, begint de selectie weer
met het symbool vergrendelen/ontgrendelen.
Om een waarde te verhogen, de draai-/drukknop naar rechts draaien. Om een waarde te
verlagen, de draai-/drukknop naar links draaien.
Een geselecteerd symbool wordt bevestigd door op de draai-/drukknop te drukken.
Afhankelijk van het symbool wordt er een instelling weergegeven of kan er een selectie
worden gemaakt.
De status-LED geeft aan dat de installatie van stroom wordt voorzien en dat de
regeleenheid in bedrijf is als het beeldscherm niet oplicht. De LED brandt alleen als het
beeldscherm niet oplicht. De kleur geeft de status van de installatie aan. Hierbij worden de
stoplichtkleuren gebruikt.
1
2