Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Leidingvulfunctie; Detectie Van Membraanbreuk; Hygiëne En Speciale Functies; Temperatuurbewaking - DP -control III Montagevoorschrift

Inhoudsopgave

Advertenties

8.6.6 Leidingvulfunctie

Leidingvulfunctie

8.6.7 Detectie van membraanbreuk

Detectie van
membraanbreuk
8.7 Hygiëne en speciale functies

8.7.1 Temperatuurbewaking

Temperatuurbewakin
g

8.8 Speciale functies

8.8.1 Noodstroomvoorziening

Noodstroomvoorzien
ing

8.8.2 Brandalarm

38 / 82
Brandalarm
8.8.3 Functie extern aan/uit
Functie extern aan/
uit
De leidingvulfunctie kan worden geactiveerd (parameter 2-5-6-1) en controleert dan telkens
vóór de start van het eerste pompaggregaat van de drukverhogingsinstallatie of de afwijking
van de huidige einddruk ten opzichte van het setpoint hoger is dan de met "Afwijking van het
setpoint" (parameter 2-5-6-2) geprogrammeerde waarde. De functie start dan met de
actuele einddruk als het nieuwe huidige setpoint en verhoogt het setpoint met de hellingstap
voor het stijgende setpoint (parameter 2-5-6-3) telkens wanneer de hellingstap wordt bereikt
binnen de maximale hellingstap-verblijftijd (parameter 2-5-6-4). Als de hellingstap niet kan
worden bereikt na het maximumaantal pogingen (parameter 2-5-6-5), wordt de functie met
een melding afgebroken. Anders wordt de functie beëindigd wanneer het geconfigureerde
setpoint wordt bereikt.
Voor drukreservoirs kan een membraanbreukdetectie worden geactiveerd (parameter
1-1-8-1). Er kunnen 2 verschillende bronnen worden gebruikt als triggers voor detectie
(parameter 1-1-8-3). Bij signalering door een extern apparaat moet een digitale ingang
worden toegewezen aan de membraanbreukdetectie (een van de parameters 1-3-3-1 t/m
1-3-3-18). De betreffende melding en het resetten ervan kunnen worden vertraagd
(parameters 1-1-8-4 en 1-1-8-5).
Als de temperatuurbewaking is geactiveerd (parameter 2-5-3-2-1), wordt de temperatuur
gemeten met een thermometer. Hiervoor moet de temperatuurmeetingang worden
geconfigureerd (parameter 1-3-5). Als de temperatuur een maximumtemperatuur
overschrijdt (parameter 2-5-3-2-2) of onder een minimumtemperatuur daalt (parameter
2-5-3-2-3), kan als reactie een melding of een extra spoeling van de
drukverhogingsinstallatie worden geselecteerd (parameter 2-5-3-2-4).
Als er een digitale ingang is toegewezen voor noodstroomvoorziening, wordt deze functie
geactiveerd. Als het niveau van het ingangssignaal High is, wordt de belasting van de
installatie beperkt tot de maximale installatiebelasting (parameter 2-5-4-2). Voor de
uitschakelvertraging (parameter 2-5-4-3) kan worden gespecificeerd of pompen die boven
de maximale belasting draaien onmiddellijk worden gestopt of, standaard, opeenvolgend
met een uitschakelvertraging.
De brandalarmmodus schakelt alle pompaggregaten met vol toerental in, zonder rekening te
houden met enige drukregeling. De functie moet worden geactiveerd (parameter 1-1-6-1). Er
moet een digitale ingang worden toegewezen aan het brandalarm (een van de parameters
1-3-3-1 t/m 1-3-3-18).
Met de functie Extern aan/uit kunnen alle pompen worden uitgeschakeld of kan de
drukregeling worden geactiveerd. De functie moet worden geactiveerd (parameter 1-1-7-1).
Er moet een digitale ingang worden toegewezen aan de functie Extern aan/uit (een van de
parameters 1-3-3-1 t/m 1-3-3-18).

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Dp-control iii+

Inhoudsopgave