iFlow−module repareren
E 2008 Nordson Corporation
1. Haal de 4-mm pistoolluchtslang los van de pistoolluchtaansluiting. Haal
de luchtslangen los van de andere aansluitingen en stop deze af met
8-mm en 6-mm doppen.
2. Sluit de manometer aan op de pistoolluchtaansluiting door de
orifice−eenheid te verwijderen van de doorzichtige 4-mm luchtslang en
de slang in de aansluiting te steken.
3. Stel op de besturinginterface de waarden voor transportlucht en
verstuivingslucht in op 1,70 m
4. Richt het pistool in de spuitcabine en trigger het spuitpistool aan. De
manometer moet nu een drukwaarde aangeven.
5. Trek de drukregelaarknop uit en stel deze iets hoger in dan 5,86 bar (85
psi). De meetwaarde op de manometer hoort af en toe hoger uit te
komen maar mag nooit beneden 85 psi dalen.
6. Druk de regelaarknop in om de instelling te vergrendelen.
De iFlow−module bestaat uit een printplaat en een luchtverdeelblok waarop
twee doseerkleppen en transducers en vier magneetkleppen zijn
gemonteerd.
LET OP: De moduleprintplaat is elektrostatisch gevoelig (ESD). Om tijdens
werkzaamheden schade aan de kaart te voorkomen, moet u een
aardingspolsbandje dragen dat u aansluit aan een aardeverbinding. Pak de
kaart alleen beet bij de randen.
Reparatie aan de iFlow−module blijft beperkt tot het reinigen of vervangen
van de doseerkleppen, en het vervangen van de magneetkleppen,
terugslagkleppen en de aansluitingen. Vervanging van andere onderdelen
is on-site niet mogelijk, omdat de module op de fabriek moet worden geijkt
met apparatuur die ter plekke niet voorhanden is.
iFlow−module testen
Gebruik de iFlow−luchtcontroleset om de uitgang van de doseerkleppen te
testen op een correcte luchtflowwaarde. Hanteer de volgende procedure:
LET OP: Wees voorzichtig bij gebruik van de orificegroep. Wees
voorzichtig met de orifice, anders kunt u deze beschadigen en kan de
manometer een foutieve meetwaarde aangeven.
1. Maak de luchtslang los van de aansluiting voor transportlucht of
verstuivingslucht en steek hem in de orificegroep.
2. Stel op de besturing de poederflow−modus in op Klassieke flow en stel
dan de flow van de te controleren functie (transportlucht of
verstuivingslucht) in op de laagste waarde in de tabel Flow versus druk
op pagina 5-13.
3. Zet de manometer aan. Stel de meetschaal naar wens in voor aflezing
in bar of in psi. Zie de documentatie bij de manometer voor instructies.
4. Richt het pistool in de spuitcabine en trigger het spuitpistool aan.
3
/h (1 SCFM).
5-11
Reparatie
P/N 7146074A