7
produceren van afwisselend warm water of afgekoeld water, volgens de
eisen van de airconditioning.
Als het apparaat wordt bediend door de DDC, raadpleeg dan de
▶
desbetreffende handleiding.
Als het apparaat wordt bediend met een externe vrijgave (bijv.
▶
thermostaat, klok, knop, ... met schoon contact NA), wordt het ap-
paraat ingeschakeld/uitgeschakeld door de ON OFF standen van
het externe besturingssysteem, met warme/koude seizoensge-
bonden veranderingen, door omschakeling winter/zomer (contac-
ten R = gemeenschappelijke, W = winter, Y = zomer, kaart S61, zie
Paragraaf 4.4 p. 23 ).
Zodra het is aangezet met het commando start/stopt het apparaat on-
der normale bedrijfsomstandigheden automatisch volgens de thermi-
sche/afkoelingsbehoeften van de gebruikers en levert warm of afge-
koeld water bij een vooraf ingestelde temperatuur.
Ook als de externe vrijgave in de ON-positie staat wil dat nog
niet zeggen dat het toestel onmiddellijk wordt ingeschakeld,
maar het wordt alleen gestart wanneer wanneer er feitelijke
serviceaanvragen zijn.
6.3
DE INSTELLINGEN WIJZIGEN
Wijzig de instellingen via de DDC
7
ONDERHOUD
7.1
WAARSCHUWINGEN
Een correct onderhoud voorkomt problemen, garandeert de
efficiëntie en beperkt de beheerskosten.
De onderhoudswerken die hier worden beschreven, mogen
uitsluitend door de technische dienst of door een gekwalifi-
ceerde onderhoudstechnicus worden uitgevoerd.
Alle werkzaamheden op interne componenten mogen uitslui-
tend door de technische dienst worden uitgevoerd.
Voordat u werkzaamheden gaat uitvoeren, moet u het toestel
uitzetten via de besturingsinrichting (DDC of externe vrijgave)
en wachten tot de uitschakelingscyclus eindigt. Daarna onder-
breekt u de elektrische voeding via de elektrische scheidings-
schakelaar en de gastoevoer met behulp van de gaskraan.
7.2
PREVENTIEF ONDERHOUD
Houd u voor preventief onderhoud aan de aanbevelingen in de tabel 7.1 p. 30 .
Handleiding voor installatie, gebruik en onderhoud – GAHP-AR
Als het apparaat is aangesloten op de besturing DDC raad-
pleeg dan om de instellingen te veranderen de betreffende
handleiding.
Complexe instellingen niet wijzigen
Om complexe instellingen te wijzigen is specifieke kennis ver-
eist, evenals specifieke installatietechnieken. Wendt u tot een
technische dienst.
6.4
EFFICIËNTIE
Voor een betere efficiëntie van het toestel:
Houd de koelvinnenbatterij netjes.
▶
Stel de temperatuur van het water af op de daadwerkelijke behoef-
▶
ten van het systeem.
Verminder herhaaldelijk inschakelen tot een minimum (lage belas-
▶
tingen).
Programmeer de activering van het toestel op de effectieve ge-
▶
bruiksperioden.
Houd de water- en luchtfilters op de hydraulische installatie en de
▶
ventilatie netjes.
Het controleren van de goede werking en elke andere "han-
deling van controle en onderhoud" (zie tabellen 7.1 p. 30 en
7.2 p. 30 ) is onderworpen aan een periodiek zoals bepaald
door de huidige wetgeving of meer restrictief, zoals voorge-
schreven door de fabrikant, de installateur of de CAT.
De verantwoordelijkheid voor controles op efficiëntie, uit te
voeren met het oog op vermindering van energieverbruik, be-
rust bij de manager van de installatie.
Omgevingscondities of gebruik onder zware omstandig-
heden
Bij omgevingscondities of gebruik onder zware omstandighe-
den (bv: intensief gebruik van de apparatuur, brak milieu, etc.)
moet de frequentie van onderhoud en reiniging van de unit
worden verhoogd.
Onderhoud
29