3
De zelfbescherming voor activering van antivries is alleen
effectief als elektrische voeding en gas gegarandeerd zijn.
Anders is er mogelijk antivries vloeistof nodig.
3.6
ANTIVRIESVLOEISTOF
Voorzorgsmaatregelen met glycol
Ledere aansprakelijkheid van de constructeur is uitgesloten
bij eventuele schade veroorzaakt door verkeerd gebruik van
glycol.
Controleer altijd samen met de leverancier van de glycol of het
product geschikt is en wat de vervaldatum ervan is. Controleer
regelmatig in welke staat het product wordt bewaard.
Gebruik geen antivriesvloeistof voor auto's (geen remmers), en
ook geen verzinkte leidingen of koppelingen (niet compatibel
Tabel 3.1 Technische gegevens voor het vullen van het hydraulische circuit
% glycol
10
15
20
25
30
35
40
3.7
KWALITEIT VAN HET WATER IN DE INSTALLATIE
Verantwoordelijkheid van de gebruiker/beheerder/instal-
lateur
De installateur, de beheerder en de gebruiker zijn verantwoor-
delijk om de kwaliteit van het water in de installatie te garan-
deren (tabel 3.2 p. 19 ). Wanneer de aanwijzingen van de
constructeur niet worden nageleefd, kan dit de werking, de in-
tegriteit en de levensduur van het toestel nadelig beïnvloeden,
waardoor de garantie vervalt.
Kenmerken van het water in de installatie
Vrij chloor en de waterhardheid kunnen het toestel beschadigen.
Houdt u aan de chemisch-fysische parameters in de tabel 3.2 p. 19 en
aan de normen voor de behandeling van het water voor huishoudelijke
en industriële verwarmingsinstallaties.
Tabel 3.2 Chemisch- fysische eigenschappen van water
Chemische en fysische parameters van water in verwarmings-/koelsystemen
Parameter
Meeteenheid
pH
Chloriden
Totale hardheid (CaCO
)
3
Ijzer
Koper
Aluminium
Langelier index
Schadelijke stoffen
Vrij chloor
Fluoriden
Sulfiden
1
Bij radiatoren van aluminium of lichtgelegeerde metalen moet de pH-waarde ook lager
zijn dan 8 (in overeenstemming met de geldende voorschriften)
2
Waarde heeft betrekking op de max. watertemperatuur van 80 °C
3
In overeenstemming met de huidige wetgeving
Handleiding voor installatie, gebruik en onderhoud – GAHP-AR
Bevriezingstemperatuur water-glycol-mengsel
-3 °C
-5 °C
-8 °C
-12 °C
-15 °C
-20 °C
-25 °C
Toegestaan bereik
/
> 7 (1)
mg/l
< 125 (2)
°f
< 15
°d
< 8,4
mg/kg
< 0,5 (3)
mg/kg
< 0,1 (3)
mg/l
< 1
/
0-0,4
mg/l
< 0,2 (3)
mg/l
< 1
ABSENT
met glycol).
Glycol wijzigt de fysische eigenschappen van water (densiteit,
viscositeit, specifieke warmte, ...). Dimensioneer de leidingen,
de circulatiepomp en de thermische generatoren dienover-
eenkomstig.
Indien de installatie automatisch met water wordt gevuld, is
het nodig om regelmatig een controle van het glycolgehalte
uit te voeren.
Type antivriesglycol
Het is aanbevolen om geremde glycol te gebruiken, om oxidatiefeno-
menen te voorkomen.
Effecten van glycol
In de tabel 3.1 p. 19 worden bij wijze van indicatie de effecten
weergegeven van het gebruik van een glycol in functie van zijn
concentratiepecentage.
Drukverlies toestel (%)
-
6,0%
8,0%
10,0%
12,0%
14,0%
16,0%
Bijvullen van water
De chemisch-fysische eigenschappen van het water in de installatie
kunnen na verloop van tijd veranderen, waardoor er een slechte gelei-
ding ontstaat ofwel te vaak water wordt bijgevuld.
Controleer of de hydraulische installatie geen lekken vertoont.
▶
Controleer regelmatig de chemisch-fysische parameters van het
▶
water, vooral in geval er automatisch wordt bijgevuld.
Chemische conditionering en spoeling
Een behandeling/conditionering van het water of een spoeling
van de installatie die niet met zorg werd uitgevoerd, kan risico's
voor het toestel, de installatie, het milieu en de gezondheid
inhouden.
Wendt u tot gespecialiseerde bedrijven of experts voor de be-
handeling van het water of het spoelen van de installatie.
Controleer de compatibiliteit van de producten voor de behan-
deling of de spoeling met de bedrijfscondities.
Gebruik geen agressieve stoffen voor roestvrij staal of koper.
Laat geen spoelresten achter.
3.8
HYDRAULISCHE INSTALLATIE VULLEN
De installatie vullen
Wanneer alle hydraulische-, elektrische- en gasaansluitingen
zijn voltooid:
1. Stel onder druk (minstens 1,5 bar) en ontlucht het hydraulische
circuit.
2. Water laten stromen (met toestel uit).
3. Controleer en reinig de filter op de retourleiding.
4. Herhaal de punten 1, 2 en 3 tot de druk gestabiliseerd is (min-
stens 1,5 bar).
Hydraulische installatie
Efficiëntieverlies toestel (%)
-
0,5%
1,0%
2,0%
2,5%
3,0%
4,0%
19