sneeuw), stelt u de belichting in op +1 of +2 om de helderheid van de achtergrond
te compenseren. Gebruik -1 of -2 voor lichte voorwerpen tegen een donkere
achtergrond.
— Hiermee past u de lichtgevoeligheid aan (alleen foto's). Hiermee verhoogt u
de lichtgevoeligheid bij weinig licht om de kans op te donkere en vage foto's te
verkleinen. Door de lichtgevoeligheid te verhogen wordt mogelijk ook de beeldruis
versterkt.
— Hiermee past u het contrast aan (alleen foto's). Pas het verschil aan tussen
de lichtste en donkerste delen van de foto.
— Pas de scherpte aan (alleen afbeeldingen).
De schermweergave wordt aangepast aan de nieuwe instellingen die u opgeeft.
De opname-instellingen zijn specifiek voor de opnamemodus. De gedefinieerde
instellingen worden niet opnieuw ingesteld als u schakelt tussen de modi.
Als u een nieuwe scène selecteert, worden de opname-instellingen vervangen door
de geselecteerde scène. U kunt de opname-instellingen desgewenst wijzigen nadat
u een scène hebt geselecteerd.
Het opslaan van een gemaakte foto kan langer duren als u de instellingen voor
zoomen, belichting of kleur hebt gewijzigd.
Foto's maken
Houd bij het maken van een foto rekening met het volgende:
● Gebruik beide handen om de camera stil te houden.
● De kwaliteit van een digitaal gezoomde foto is lager dan die van een niet-
gezoomde foto.
● Als u ongeveer een minuut niets doet, wordt de batterijspaarstand geactiveerd.
Selecteer Doorgaan om door te gaan met het maken van foto's.
Ga als volgt te werk om een afbeelding vast te leggen:
1. Als u wilt overschakelen van videomodus naar fotomodus, selecteert u
.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Camera
>
85