Bellen
Als u wilt bellen vanuit de lijst met contacten, selecteert u Menu > Contacten. Ga
naar de gewenste naam. Of selecteer het zoekveld, typ de eerste letters of tekens
van de naam en ga naar de naam. Druk op de beltoets als u het contact wilt bellen.
Als u voor een contactpersoon verschillende nummers hebt opgeslagen, selecteert
u het gewenste nummer in de lijst en drukt u op de beltoets.
Tijdens een oproep
Selecteer
of
Als u een oproep in de wacht wilt zetten of deze weer wilt activeren, selecteert u
of
.
Selecteer
als u weer wilt overschakelen naar de telefoon.
Selecteer
om de oproep te beëindigen.
Als u wilt schakelen tussen actieve oproepen en oproepen die in de wacht staan,
selecteert u Opties > Wisselen.
Tip: Als u slechts één actieve oproep hebt en u wilt deze in de wacht zetten,
drukt u op de beltoets. Als u de oproep die in de wacht staat wilt activeren,
drukt u opnieuw op de beltoets.
Als u DTMF-toonreeksen wilt verzenden (bijvoorbeeld een wachtwoord), selecteert
u Opties > DTMF verzenden. Voer de DTMF-reeks in of zoek ernaar in de lijst met
contacten. Als u een wachtteken (w) of een pauzeteken (p) wilt invoeren, drukt u
herhaaldelijk op * . Selecteer OK om de toon te versturen. U kunt DTMF-tonen aan
het telefoonnummer of aan het DTMF-veld in contactgegevens toevoegen.
Als u een actieve oproep wilt beëindigen en deze wilt vervangen door de wachtende
oproep te beantwoorden, selecteert u Opties > Vervangen.
Als u alle oproepen wilt beëindigen, selecteert u Opties > Alle oproep.
beëindigen.
Veel van de opties die beschikbaar zijn tijdens een spraakoproep, zijn
netwerkdiensten.
36
om de microfoon in of uit te schakelen.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.