In geval van de optie full freecooling moet voor de maximale maasgrootte van het filter de waarde BPHE (1,0 mm)
overwogen worden.
9. Een verdamper met een elektrische weerstand en een thermostaat biedt bescherming tegen het bevriezen van het
water bij omgevingstemperaturen tot -18°C.
Alle andere waterleidingen/hydraulische voorzieningen buiten het systeem moeten derhalve beschermd worden tegen
vorst.
10. Het water in de voorziening voor warmteterugwinning moet in de winter worden afgetapt, tenzij er aan het hydraulische
circuit een mengsel met een correct percentage van ethyleenglycol wordt toegevoegd.
11. Als het systeem wordt vervangen, moet het gehele hydraulische systeem worden afgetapt en gereinigd voordat het
nieuwe systeem geïnstalleerd wordt. Voorafgaand aan het opstarten van het nieuwe systeem wordt aanbevolen om
het water te testen en met geschikte chemische producten te behandelen.
12. Wanneer er als antivriesbescherming glycol aan het hydraulische systeem wordt toegevoegd, moet aandacht worden
besteed aan het feit dat de inlaatdruk lager zal zijn, de prestaties van het systeem zullen afnemen en de drukval van
het water groter zal zijn. Alle beschermingssystemen, zoals de antivriesbescherming en bescherming tegen lage druk,
moeten opnieuw worden afgesteld.
13. Controleer, alvorens de waterleidingen te isoleren, dat er geen sprake is van lekken. Het volledige hydraulische circuit
moet geisoleerd worden om condensatie en afname van het koelvermogen te voorkomen. Waterleidingen moeten in
de winter beschermd worden tegen vorst (bijvoorbeeld met gebruik van een glycoloplossing of een verwarmingskabel).
14. Controleer dat de waterdruk niet hoger is dan de ontwerpdruk van de waterzijdige warmtewisselaars. Installeer een
veiligheidsklep op de waterleiding stroomafwaarts van de verdamper.
15. Als het systeem is voorzien van de optie 172 voor full freecooling, moet de waterleiding ontworpen worden zoals
aangegeven of Afb. 14 en moeten de temperatuursondes voor inlaat- en uitlaatwater geïnstalleerd worden op de
gemeenschappelijke leiding stroomopwaarts van de verdampers. De vlinderkleppen van het water moeten automatisch
zijn (elektronisch) en feedback gegeven over de eindstand; beiden moeten worden aangesloten op het
bedieningspaneel zoals aangegeven op het schakelschema. Als het systeem is uitgerust met de optionele set 173, is
de waterleiding al op de machine geïnstalleerd, met de watertemperatuursondes, de watervlinderkleppen en de
feedbacks van de eindstand. Ook de waterpomp moet met het bedieningspaneel van het systeem zijn aangesloten,
zoals aangegeven op het schakelschema.
2.8.2
Installatie van de debietregelaar
Om een voldoende waterdebiet in de hele verdamper te verzekeren, is het fundamenteel om een debietregelaar te
installeren op het watercircuit. De debietregelaar kan op de inlaat- of de uitlaatwaterleiding geïnstalleerd worden, bij
voorkeur op de uitlaatleiding. De debietregelaar heeft tot doel het systeem te stoppen wanneer de waterstroom wordt
onderbroken; op deze manier wordt de verdamper beschermd tegen bevriezing.
De fabrikant biedt als optie een debietregelaar aan, die voor dit doel is geselecteerd.
Deze debietregelaar van het type met schoepen is geschikt voor zware toepassingen buiten (IP67) en diameters van de
leidingen van 1" tot 6".
De debietregelaar is uitgerust met een potentiaalvrij contact, dat elektrisch moet worden aangesloten op de
aansluitklemmen aangegeven op het schakelschema.
De debietregelaar moet worden ingesteld om in te grijpen wanneer de waterstroom van de verdamper het percentage van
50% van de nominale waarde bereikt.
Als het systeem beschikt over de optie full freecooling, moet de debietregelaar geïnstalleerd worden op de
gemeenschappelijke waterleiding stroomopwaarts van de verdampers.
2.8.3
Warmteterugwinning
De systemen kunnen optioneel worden uitgerust met een warmteterugwinningsinstallatie.
Dit systeem bestaat uit een watergekoelde warmtewisselaar op de afvoerleiding van de compressor en een speciaal
beheer van de condensatiedruk.
Om de werking van de compressor binnen zijn mantel te verzekeren, mogen systemen met warmteterugwinning niet
werken bij een temperatuur van het water voor de terugwinning lager dan 20°C.
De ontwerper van de installatie en de installateur van de koeler zijn er verantwoordelijk voor dat deze waarde in acht wordt
genomen (bijv. door het gebruik van een bypassklep voor recirculatie).
Afb. 5 – Hydraulisch schema zonder pomp(en) aan boord (max. bedrijfsdruk 20 bar)
D-EIMAC01706-18_02NL- 14/35