Inhoudsopgave
Advertenties
8 Inbedrijfstelling
7.8
Installatieprocedure voltooien
8
Inbedrijfstelling
8.1
Algemeen
8.2
Checklist vóór inbedrijfstelling
8.3
Procedure voor inbedrijfstelling
8.3.1
Gastoevoer controleren
68
IX
1. Sluit de aardleiding weer aan en monteer het voorpaneel.
2. Gooi het verpakkingsmateriaal weg.
De inbedrijfstellingsprocedure moet worden uitgevoerd als de ketel voor
de eerste keer in gebruik wordt genomen, als de ketel langdurig niet is
gebruikt (meer dan 28 dagen) of na voorvallen die een volledige
herinstallatie van de ketel vereisen. In bedrijf stellen van de ketel staat de
gebruiker toe de verschillende instellingen en de uit te voeren controles
om de ketel in alle veiligheid op te starten, te beoordelen.
1. Controleer of de plaatselijk aangeleverde gassoort overeenkomt met
de gegevens op het typeplaatje van de ketel.
Waarschuwing
Stel de ketel niet in bedrijf als het geleverde gas niet overeenkomt
met de goedgekeurde gassoorten voor de ketel.
2. Controleer de aansluiting van de aardleidingen.
3. Controleer de gasleiding vanaf de terugslagklep tot aan de brander op
lekdichtheid.
4. Controleer het hydraulische circuit vanaf de afsluiters van de ketel tot
aan de aansluiting op het verwarmingslichaam.
5. Controleer de hydraulische druk van de cv-installatie.
6. Controleer de elektrische voedingsaansluitingen naar de verschillende
componenten van de ketel.
7. Controleer de elektrische aansluitingen op de thermostaat en de
andere externe componenten.
8. Controleer de ventilatie in de ruimte waarin het systeem is
geïnstalleerd.
9. Controleer de rookgasaansluitingen.
10. Test de ketel op vollast.
11. Test de ketel op laaglast.
Gevaar
Zorg dat de ketel spanningsloos is.
1. Open de hoofdgaskraan.
2. Open de gasafsluiter op de ketel.
3. Open het voorpaneel.
4. Controleer de gasvoordruk op het drukmeetpunt van het gasblok.
5. Controleer de gasaansluitingen ná het gasblok in de ketel op
mogelijke gaslekken.
6. Controleer de hele gasleiding en ook eventuele kranen op mogelijke
gaslekken, vanaf de terugslagklep tot aan de brander. De testdruk
mag hoogstens 0,06 bar (0,006 MPa) zijn.
7. Ontlucht de gastoevoerleiding door het drukmeetpunt op het gasblok
los te draaien. Draai het drukmeetpunt weer vast wanneer de leiding
voldoende ontlucht is.
8. Controleer de gasaansluitingen in de ketel op mogelijke gaslekken.
7802094 - V02 - 13072023
Advertenties
Inhoudsopgave
