7 Installatie
3 Voeding van hulpcircuit 2
4 Kamerthermostaat H5 (230 V)
5 Centrale verwarmingspomp – QX1
Belangrijk
Klemmen 5, 6 en 8 corresponderen met de parameters QX1, QX3 en QX2 van het menu Configuratie
Opgelet
Alle aansluitingen worden gemaakt op de hiervoor bedoelde klemmenstroken in het aansluitkastje van de ketel.
Het beschikbare vermogen per uitgang is 180 W (1A, met cos ϕ = 0,8) en de startstroom moet lager dan 5A zijn.
Indien de belasting één van deze waarden overschrijdt, dient de opdracht worden afgelost door behulp van een
relais dat in geen geval gemonteerd mag zijn in het bedieningspaneel.
De som van de stroomsterkten van alle uitgangen mag niet meer dan 6,3 A bedragen.
7.6.5
Beschrijving van de sensorklemmenstrook
Afb.88
1 Hulpsensor 1 - BX3: aanvoersensor + cascaderetour
aansluiting
2 Hulpsensor 2 - BX2: verwarmingscircuits collector
aanvoersensor aansluiting
3 Buitensensor
7.7
Vullen van het systeem
7.7.1
IX 245–130 en IX 245–150
66
IX
2
1
3
2
1
6 Sanitair-warmwaterpomp – QX3
7 Veiligheidscontact
8 Ketelpomp – QX2
4
5
3
2
1
1
4 Sanitair-warmwatersensor
5 Kamertemperatuursensor 1
6 Kamertemperatuursensor 2
7 Kamertemperatuursensor 3
8 Ketelpompmodulatie (PWM)
Spoel het verwarmingssysteem grondig door voordat het wordt gevuld.
6
8
7
3
2
1
2
1
2 / 3
MW-1000016-05
7802094 - V02 - 13072023