Netwerk
e
Typ de UNC-naam voor de poort (Universal Naming Convention; uniforme naamgevingsregels). Deze bestaat
uit de naam van de server en de naam van de printer die is opgegeven in stap 2 op pagina 105. De naam moet
de volgende notatie hebben: \\server\printer.
f
Klik op OK.
g
Klik op Sluiten in het dialoogvenster Printerpoorten.
h
Controleer of de nieuwe poort is geselecteerd op het tabblad Poorten en klik op Toepassen.
i
Klik op OK.
Printer delen in een Macintosh-omgeving
1
Kies in de Finder Help > Mac Help.
2
Typ printer delen op een netwerk in het zoekvak en druk op return.
3
Selecteer een van de volgende opties:
•
Printer delen met andere Mac OS X-gebruikers: hiermee kunt u andere Macintosh-computers met Mac OSX
10.4 of hoger op het netwerk toegang geven tot een printer die is aangesloten op uw Macintosh-computer.
•
Printers delen met Windows-gebruikers: hiermee kunt u Windows-computers op het netwerk toegang geven
tot een printer die is aangesloten op uw Macintosh-computer.
4
Volg de aanwijzingen op het scherm.
Opmerking: Windows-gebruikers moeten de Windows-documentatie raadplegen voor informatie over het
toevoegen van een netwerkprinter die is aangesloten op een Macintosh-computer.
Beveiliging configureren
Eenvoudige draadloze netwerken vereisen WEP-sleutels of een vooraf gedeelde WPA/WPA2-sleutel. Mogelijk hebben
deze netwerken zelfs helemaal geen beveiliging. Geavanceerdere draadloze netwerkbeveiliging vereist mogelijk een
of meer certificaten en een verificatieserver. Als voor het netwerk een certificaat vereist is en u dit niet hebt, vult u het
formulier voor certificaataanvraag in van het hulpprogramma voor draadloze configuratie en volgt u de procedures
van uw bedrijf voor het aanvragen van een certificaat voor netwerktoegang.
Hieronder volgt de lijst met ondersteunde typen beveiliging voor draadloze netwerken en de bijbehorende vereisten.
WEP
•
WEP-sleutel (tot vier sleutels kunnen vereist zijn)
•
Standaardsleutel voor WEP-verzending (als meer dan één WEP-sleutel wordt geconfigureerd, wordt hiermee
aangegeven welke moet worden gebruikt)
WPA Personal, WPA2‑Personal of WPA2‑Enterprise
•
Vooraf gedeelde sleutel
•
Codering (AES of TKIP)
EAP‑MD5, MSCHAPv2 of LEAP
•
RADIUS-gebruikersnaam
•
RADIUS-wachtwoord
106