Softwarenummer uitvoeren:
Het actuele softwarenummer wordt uitgevoerd
<STX>
3 4 9 7 9 7 - 0 4 <CR> <LF>
Tekenvolgorde: STX;
10 tekens; CR; LF;
Statussen uitvoeren:
De statusweergave wordt uitgevoerd.
Voorbeeld:
O = statussymbool donker
1 = statussymbool licht op
2 = statussymbool knippert
<STX> 0 1 0 0 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 <CR><LF>
a b c d e
Tekenvolgorde: STX;
14 tekens; CR; LF;
a = REF (referentiepunt)
b = referentiepunt 1
c = referentiepunt 2
d = SET (referentiepunt bepalen)
f = PRINT (gegevensuitvoer)
g = inch (inch-weergave)
Functies uitvoeren (FXXX-commando's):
Elk commando dat door de teller correct is herkend, wordt
door het verzenden van het stuurteken ACK (Acknowledge,
Control-F) bevestigd. Vervolgens wordt het commando
uitgevoerd. Bij verkeerd herkende of ongeldige commando's
antwoordt de display-unit met het stuurteken NAK (No
42
acknowledge, Control-U).
f g
Print
Uitvoer van de actuele meetwaarde. De meetwaarde-uitvoer
(tekenvolgorde) vindt plaats zoals in het handboek (blz. 30)
beschreven. Dezelfde functie als meetwaarde oproepen met
STX (control-B).
Speciale functies (SXXX-commando's):
Teller RESET:
De teller wordt softwarematig gereset en start opnieuw.
(Functie zoals het in- en uitschakelen van de digitale
uitlezing).
Toetsenbord blokkeren:
De teller bevestigt de speciale functie door het verzenden
van het stuurteken ACK (Acknowledge). Alle toetsen op de
teller worden geblokkeerd. De teller kan uitsluitend nog via
een extern V.24/RS-232-C-commando worden bediend. Het
toetsenbord wordt vrijgegeven door het verzenden van de
speciale functie "Toetsenbord vrijgeven" of het in- en
uitschakelen van de teller.
Toetsenbord vrijgeven:
De teller bevestigt de speciale functie door het verzenden
van het stuurteken ACK (Acknowledge). Een toetsenbord dat
eerder met de speciale functie "Toetsenbord vrijgeven" is
geblokkeerd, wordt weer vrijgegeven.