Uitschakelen
Schakel het Stop/Start-systeem
manueel uit door op eco te drukken.
De uitschakeling wordt aangeduid
wanneer de led in de knop uitgaat.
Autostop
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat,
activeer dan een Autostop zoals hier‐
onder beschreven:
● Het koppelingspedaal intrappen.
● Zet de keuzehendel in neutraal.
● Laat het koppelingspedaal los.
De motor wordt uitgeschakeld terwijl
het contact aan blijft.
Een Autostop wordt aangegeven
door de naald op de AUTOSTOP-
positie in de toerenteller.
Het Stop/Start-systeem is uitgescha‐
keld op hellingen van 12% of steiler.
Tijdens een Autostop blijven de
verwarming en remmen normaal
werken.
Voorzichtig
Tijdens een Autostop werkt de
stuurbekrachtiging wellicht minder
goed.
Rijden en bediening
Voorwaarden voor een Autostop
Het Stop/Start-systeem controleert of
aan elk van de volgende voorwaar‐
den is voldaan:
● Het Stop/Start-systeem is niet
manueel uitgeschakeld.
● De motorkap is volledig gesloten.
● Het bestuurdersportier is geslo‐
ten of de veiligheidsgordel van de
bestuurder is vastgemaakt.
● De accu is voldoende opgeladen
en in goede staat.
● De motor is warmgelopen.
● De koelvloeistoftemperatuur is
niet te hoog.
● De temperatuur van de uitlaat‐
gassen is niet te hoog, bijv. na het
rijden met hoge motorbelasting.
● De omgevingstemperatuur is
hoger dan -5 °C.
● Het klimaatregelsysteem staat
een Autostop toe.
● Het remvacuüm is voldoende.
141