Bediening
Gebruik geen opgerolde slang. Een opgerolde slang
veroorzaakt een ongelijkmatige warmteontwikkeling,
wat kan leiden tot een slangbreuk dit kan ernstig letsel
veroorzaken, waaronder injectie van de huid.
Overschrijd de maximale bedrijfstemperatuur van de
slang niet. Zie Technische specificaties, pagina 25,
voor de maximaal toelaatbare bedrijfstemperatuur.
De slang moet goed worden ondersteund om overmatige
belasting door gewicht, doorbuiging, scherpe randen of
spanning veroorzaakt door het lopen over een dakrand
te voorkomen.
Vloeistoffen in kleine ruimtes – waaronder slangen – die
aan hitte worden blootgesteld, kunnen door thermische
expansie een snelle drukstijging veroorzaken. Door
overdruk kunnen installatieonderdelen barsten en ernstig
letsel veroorzaken.
Zo voorkomt u overdruk door thermische expansie:
•
Open een klep om het uitzetten van de vloeistof tijdens
de verhitting mogelijk te maken.
•
Vervang slangen proactief met regelmatige intervallen
op basis van de gebruiksomstandigheden.
3B0022H
De verwarmde slang moet altijd vloeistof bevatten als
de voeding naar de slang is ingeschakeld. Schakel
de voeding naar een lege verwarmde slang nooit in.
Voeding op lege slangen kan schade aan de apparatuur
veroorzaken.
Rol de slang altijd volledig af en blaas alle lucht voor
elk gebruik eruit (dit is erg belangrijk). Als de lucht niet
uit de slang wordt afgevoerd, zal de warmteoverdracht
van de verwarmingsgeleider niet gelijkmatig zijn.
In het ergste geval kan de geleider beschadigd worden.
In dergelijke gevallen vervalt de garantie.
1.
Sluit de luchtslang aan op de hoofdluchttoevoer.
2.
Sluit het spuitpistool aan op het vloeistofverdeelstuk
van het pistool Zie de handleiding van uw spuitpistool
voor meer informatie.
OPMERKING: Zie voor de beste hantering van het
pistool pagina 12 voor de juiste slangaansluiting.
3.
Sluit de hulpluchtslang aan op de luchtinlaat van het
pistool, waar aanwezig. Zie de handleiding van uw
pistool.
4.
Volg de instel-, opstart- en bedieningsprocedures in
de handleiding van uw Reactor 3-doseersysteem.
Bediening
LET OP
LET OP
15