Zie het hoofdstuk 'Onderhoud en
reiniging'.
Reinig de oven en accessoires voor het
eerste gebruik.
Plaats de accessoires en de verwijderbare
inschuifrails terug in hun oorspronkelijke
positie.
5.2 Voorverwarmen
Warm de lege oven voor het eerste gebruik
voor.
1. Stel de functie
temperatuur in.
6. KOOKPLAAT - DAGELIJKS GEBRUIK
WAARSCHUWING!
Raadpleeg de hoofdstukken Veiligheid.
6.1 Kookstand
Symbolen Functie
Uit-stand
1 - 9
Kookstanden
Gebruik de restwarmte om het
energieverbruik te verminderen. Schakel
de kookzone ongeveer 5 - 10 minuten uit
voordat het kookproces is voltooid.
Draai de knop voor de geselecteerde
kookzone naar de gewenste warmte-
instelling.
Draai de knop naar de uit-stand om het
kookproces te voltooien.
7. KOOKPLAAT - AANWIJZINGEN EN TIPS
WAARSCHUWING!
Raadpleeg de hoofdstukken Veiligheid.
in. Stel de maximale
2. Laat de oven een uur werken.
3. Stel de functie
temperatuur in.
4. Laat de oven 15 minuten werken.
5. Stel de functie
temperatuur in.
6. Laat de oven 15 minuten werken.
7. Zet de oven uit en laat deze afkoelen.
Accessoires kunnen heter worden dan
normaal. De oven kan een vreemde geur en
rook afgeven. Zorg dat er voldoende
luchtcirculatie in de ruimte is.
6.2 Restwarmte-indicator
WAARSCHUWING!
Zolang het indicatielampje zichtbaar is,
bestaat er een risico op brandwonden
door restwarmte.
Het controlelampje gaat aan als een
kookzone heet is, maar het werkt niet als de
hoofdstroom is onderbroken.
Het indicatielampje kan ook verschijnen:
• voor de aangrenzende kookzones, zelfs
als je ze niet gebruikt,
• als er heet kookgerei op de koude
kookzone wordt geplaatst,
• als de kookplaat is uitgeschakeld, maar de
kookzone nog heet is.
Het indicatielampje verdwijnt als de kookzone
is afgekoeld.
7.1 Pannen
De kookresultaten zijn afhankelijk van het
kookgerei
in. Stel de maximale
in. Stel de maximale
NEDERLANDS
11