In de volgende hoofdstukken vindt u informatie over instellingen
die kunnen worden gewijzigd door de gebruiker. De instellingen
worden beschreven per stuurautomaatcomputer.
Installatie-instellingen zijn beschikbaar in de documentatie in het
gedeelte na de stuurautomaatcomputers.
Ú Notitie:
Zie "Sturen met wendpatroon" op pagina 23 voor
wendpatrooninstellingen.
Stuurautomaatcomputer NAC-2/NAC-3
Besturing (NAC-2/NAC-3)
Met deze opties is het mogelijk om de parameters die tijdens de
ingebruikname van de stuurautomaat zijn ingesteld handmatig te
wijzigen. Raadpleeg de documentatie van de
stuurautomaatcomputer voor meer informatie.
•
Draaisnelheid: gewenste draaisnelheid in graden per minuut
•
Roerversterking: deze parameter bepaalt de verhouding tussen
het opgegeven roer en de koersfout. Hoe hoger deze waarde,
hoe meer roer er wordt gebruikt. Als de waarde te laag is, duurt
het compenseren van een koersfout te lang, waardoor de
stuurautomaat niet de juiste koers kan aanhouden. Als de waarde
te groot is, neemt de overschrijding toe en wordt de sturing
instabiel.
•
Tegenroer: verhouding tussen wijziging in koersfout en
roerkracht. Een hoger tegenroer zorgt ervoor dat de roerkracht
bij het naderen van de ingestelde koers sneller afneemt
•
Autotrim: bepaalt de roerkracht van de stuurautomaat om te
compenseren voor een constante koersafwijking, bijvoorbeeld
veroorzaakt door externe krachten, zoals wind of stroming. Een
Software
installeren| AP44 Gebruikershandleiding
39