•
Als een toestel met een brandbaar gas sensor wordt blootgesteld aan trillingen, zal kalibratie in
voldoende korte tussenpozen plaatsvinden, totdat is geconstateerd dat het toestel niet werd beïn-
vloed door de trillingen.
•
Plaats de sensorkop nooit in direct zonlicht, aangezien dit kan leiden tot oververhitting van de
sensor.
•
Het apparaat moet worden geïnstalleerd met de sensorinlaat naar beneden gericht, om te voor-
komen dat de gasinlaat met deeltjes of vloeistoffen verstopt raakt.
•
Elektrochemische sensoren zijn lekvrije cellen die een corrosief elektrolyt bevatten. Mocht een
sensor toch lekken, neem deze dan onmiddellijk uit bedrijf en voer deze op de juiste wijze af.
Vermijd ieder contact met de huid, kleding of printplaat om persoonlijk letsel (brandwonden) en/of
schade aan het apparaat te voorkomen.
•
De enige afdoende methode om een juiste werking van de gasdetectietransmitters te waarborgen
is door deze te controleren met een bekende concentratie gas waarvoor het instrument is gekali-
breerd. Vervolgens dienen kalibratieproeven onderdeel uit te maken van routine-inspecties van
het systeem.
•
Typisch voor dit soort apparaten is dat hoge concentraties of langdurige blootstelling aan
bepaalde samenstellingen in de te testen atmosfeer de sensor kunnen vervuilen. In atmosferen
waar het apparaat aan dergelijke stoffen wordt blootgesteld dient het regelmatig te worden geka-
libreerd om na te gaan of de werking betrouwbaar is en of de getoonde gegevens juist zijn.
•
Het apparaat mag niet worden geverfd. Indien de ruimte waar het apparaat is geplaatst, wordt
geverfd, moet men voorzichtig te werk gaan om te voorkomen dat er verf komt op de gesinterde
metalen terugslagklep, indien gemonteerd, in de gassensor. Verfafzettingen kunnen het gasdiffu-
sieproces verstoren.
•
Gebruik uitsluitend originele MSA reserveonderdelen bij het uitvoeren van alle onderhoudsproce-
dures beschreven in deze gebruiksaanwijzing. Het niet in acht nemen van deze waarschuwing
kan de werking van het apparaat ernstig schaden. Reparatie of wijziging van het apparaat, anders
dan omschreven in deze gebruiksaanwijzing of door anderen dan geautoriseerd MSA service-
personeel, kan ertoe leiden dat het product niet functioneert zoals bedoeld.
•
Het apparaat is ontworpen voor toepassingen in gevaarlijke zones onder atmosferische omstan-
digheden.
•
Om correcte metingen te kunnen uitvoeren hebben de brandbaar gassensoren een zuurstofcon-
centratie hoger dan 10 Vol% nodig. Zuurstofverrijkte atmosferen, met een zuurstofgehalte van
meer dan 21 Vol%, kunnen de meting en de elektrische veiligheid van het apparaat beïnvloeden.
•
De responsietijd van het apparaat wordt hoger indien er zich veel stofafzettingen op de sensor
bevinden. Daarom is het vereist dat men regelmatig het stof verwijdert.
•
Katalytische brandbaar gassensoren kunnen slechts een laag of geen signaal geven voor brand-
baar gas na blootstelling aan stoffen als silicium, silaan, silicaat, of stoffen die fluor, chloor, jood of
broom bevatten.
•
Katalytische sensor: Na blootstelling van een gas buiten het meetbereik, moet de sensor onmid-
dellijk worden gekalibreerd/afgesteld, ongeacht het ingestelde kalibratie-interval. In het geval van
een afstelling moet de gevoeligheid van de sensor na 24 uur opnieuw worden gecontroleerd.
•
In geval van zeer brandbare concentratie >100% LEL, kan het toestel alle uitgangen afsluiten
(LOC). Deze functie wordt gebruikt voor standalone toepassingen volgens ATEX-voorwaarden.
•
Katalytische sensor: Als de PrimaX wordt gebruikt in combinatie met een regelunit en (LOC) is
gedeactiveerd op de PrimaX, moet de regelunit het vergrendelen garanderen nadat het meetbe-
reik werd overschreden.
•
Katalytische sensor: Voordat een reset na een overschrijding (LOC) kan plaatsvinden, moet
worden vastgesteld dat de gasconcentratie binnen het schaalbereik valt.
PrimaX
Veiligheidsvoorschriften
NL
6