3.2
Elektrische installatie
Aanwijzingen voor elektrische aansluiting
WAARSCHUWING!
Het apparaat mag alleen geïnstalleerd worden in overeenstemming met de geldende richtlijnen,
anders is de veilige werking van het instrument niet gegarandeerd.
•
Aanbevolen wordt een geïsoleerde kabel voor meetinstrumenten te gebruiken.
•
Houd altijd de maximale kabellengtes en diameters aan (→ hoofdstuk 6.2 "Kabellengtes en
diameter").
•
Water of verontreiniging kan via de kabel in het instrument dringen. In gevarenzones wordt het
aanbevolen de kabel in een lus voor de ingang naar het instrument te leggen of om deze licht te
buigen om te voorkomen dat er water binnendringt.
De voeding is gedefinieerd als 24 VDC. Als de ingangsspanning op de aansluitklemmen
van de transmitter minder is dan 10 V schakelt het apparaat uit. De 24 V voeding dient
te voldoen aan de eisen voor PELV/SELV van EN 60950.
Als de PrimaX I-versie in gevaarlijke zones wordt gebruikt is een intrinsiek veilig voeding
nodig.
Elektrische aansluiting - PrimaX P
Aansluitklemmen PrimaX P
1 2 3 4
Fig. 3
Aansluitklemmen PrimaX P
(3-draads sensor)
1
Voeding (+), 24 V DC
2
0 V DC
3
4 – 20 mA (signaal)
4
leeg
1 2 3 4
Fig. 4
Aansluitklemmen PrimaX P
(4-draads sensor)
1
Voeding (+), 24 V DC
2
0 V DC
3
4 – 20 mA (signaal)
4
Massa geïsoleerd
PrimaX
Installatie
NL
13