7
A
7.13 Legionellenfunctie
Is volgens het Uurprogr. legionel de desinfectie
vrijgegeven en de ingestelde legionellenwaarde aan de
voeler TSU op die dag nog niet bereikt, dan wordt de
legionellenpomp PLE in- en de brandervergrendeling
uitgeschakeld. De Multi- externe uitgang moet
hiervoor ofwel op 1,2,3 of op 4 gezet worden. Wanneer de
ingestelde legionellen-waarde bereikt kan worden, moet
de warmtegenerator de vereiste temperatuur ter
beschikking stellen.
Wordt de ingestelde legionellenwaarde aan de voeler TSU
en TSO bereikt of is de desinfectie volgens het tijd-
programma niet meer vrijgegeven, dan schakelt de
legionellenpomp uit en de brandervergrendeling in. Met
behulp van het uurprogramma kan deze functie aan de
warmwaterbehoefte aangepast worden.
A
7.14 Warmwaterfunctie
Is volgens het Uurprogr. WW de WW-oplading
vrijgegeven en de ingestelde boilertemperatuur aan de
voeler TSO en TSU met 5K onderschreden, dan wordt de
brandervergrendeling uitgeschakeld.
Wordt de ingestelde boilertemperatuur aan de voeler TSO
of TSU bereikt of is de WW-oplading volgens het
uurprogramma niet meer vrijgegeven, dan wordt de
brandervergrendeling ingeschakeld.
De brandervergrendeling wordt via het MFA-contact
geactiveerd. De Multi- externe uitgang moet
hiervoor op 1,2,7 of 8 gezet zijn.
Variante: 1...11, 17...19, 21...27, 32...38, 43...45,
50...64, 84
Opmerking:
Bij goede zonne-opbrengsten wordt de
boiler instelwaarde tot "Boiler temp. mini-
mum" gereduceerd ( hfst. 7.2)
A
7.15 Warmwatercirculatie
Functie met voeler
Is volgens het Uurprogr. circu. de functie vrijgegeven
en de circu. temp. instelwa aan de voeler TZW met
het schakeldifferentieel circu. diff. aan
onderschreden, dan wordt de circulatiepomp PZW
ingeschakeld.
Wordt de ingestelde circulatiewaarde aan de voeler TZW
bereikt of is deze functie volgens het uurprogramma niet
meer vrijgegeven, dan wordt de pomp uitgeschakeld.
Indien er geen voeler TZW is aangesloten, dan wordt de
circulatie enkel na het uurprogramma uitgevoerd.
Variante: 1, 2, 21, 53...56
Functie zonder voeler
Indien er geen voeler TZW kan aangesloten worden, dan
wordt de circulatie enkel na het uurprogramma uitgevoerd.
Variante: 4...7, 9, 17...19, 21, 52, 60, 61
84
De legionellenwaarde is van fabriekswege op 0°C
ingesteld, d.w.z. dat de functie gedeactiveerd is.
De legionellenpomp Pomp legionel (PLE) wordt via
uitgang 4 / N vrijgegeven.
Wordt aan de MFA-uitgang de instelling 3 resp. 4 gekozen,
dan kan via de uitgang van de warmtegenerator op een
speciaal niveau overgegaan worden en zo de
legionellenfunctie bereikt worden.
Variante: 1, 2, 4...7, 9, 17...19, 21, 52...56
Indien aan uitgang 3 / N een laadpomp (PWL)
aangesloten is, dan kan in functie van het uurprogramma
en de Boiler temp. instelwa een zelfstandige WW-
nalading gerealiseerd worden. Het schakelverschil is
vooringesteld op 5K en kan met de instelling"PWL
oplading diff. " veranderd worden.
Voorwaarde voor WW-nalading :
De mediumtemperatuur voor de WW-nalading moet
minstens 10K boven de Boiler temp. instelwa
liggen.
Variante: 1, 2, 3, 17...19, 21...23, 32...34, 43...45, 50,
51, 53...59, 61, 62, 64
Voorbeeld:
Circu. temp. instelwa :
Circu. diff. aan
Pomp Aan
Circu. temp. meetwa. (TZW) ≤ 25°C (30°C – 5 K)
Pomp Uit
Circu. temp. meetwa. (TZW) ≥ 30°C
Opmerking: De pomplooptijd liefst zo kort mogelijk kiezen.
Als in de hydraulische variante met mogelijke circulatievoe-
ler geen voeler aangesloten wordt, wordt de circulatie en-
kel na het uurprogramma uitgevoerd. Hiertoe moet de in-
stelling "Circu. temp. instelwa" op 0°C ingesteld worden.
Variante: 1, 2, 21, 53...56
30°C
:
5 K