7.7 Functies voor de vastebrandstofketel
De zonneregelaar bevat drie verschillende functies voor de
vastebrandstofketel.
1. Minimale temperatuur vastebrandstofketel
Voor de vrijgave van de vastebrandstofketeloplading
moet deze temperatuur in de vastebrandstofketel
overschreden worden. De grenswaarde Vaste br
temp. minimum is vastgelegd met een
schakelhysterese van - 5K.
2. Functie vastebrandstofketel zonder thermische
terugloopverhoging via de regelaar
De vrijgave van de ketelkringpomp PFK gebeurt
wanneer het temperatuurverschil tussen de voeler van
de vastebrandstofketel (TFK) en de buffervatvoeler
(TPU) groter is als het ingestelde Vaste br diff.
aan.
De ketelkringpomp PFK wordt afgeschakeld, wanneer
het temperatuurverschil tussen de voeler van de vaste-
brandstofketel (TFK) en de buffervatvoeler (TPU)
kleiner is als het ingestelde Vaste br diff. uit. Bij
middel van een toerentalsturing wordt getracht een
minimale oplaadtemperatuur te behouden. De
gewenste waarde wordt gevormd volgens de formule
hiernaast.
3. Vastebrandstofketelfunctie met verhoging van de
teruglooptemperatuur
De vrijgave van de ketelkringpomp PFK kan op grond
van de temperatuur-stijgingssnelheid aan de vaste-
brandstofketelvoeler ( TFK ) plaatsvinden.
Als de temperatuurstijging groter is dan de ingestelde
Vaste br temp. stijging, wordt de ketelkring-
pomp (PFK), onafhankelijk van de Vaste br temp.
minimum en het temperatuurverschil tussen TPU en
TFK, voor minstens 10 minuten aangeschakeld.
De pomp schakelt uit wanneer het temperatuurverschil
tussen TFK en TPU kleiner is dan de Vaste br diff.
uit.
Voorbeeld :
Vaste br temp. minimum = 30° C
Vrijgave bij 30° C; vergrendeling bij 25° C
Formule :
Minimale laadtemperatuur =
1
Buffertemp instelwa +
/
2
Met de toerentalsturing wordt geprobeerd een minimale
oplaadtemperatuur te houden.
De instelwaarde wordt volgens volgende formule gevormd.
Formule:
Minimale oplaadtemperatuur =
buffertemp. instelwaarde +
uit)
x ( diff. aan + diff. uit )
1
/
x ( Diff. aan + Diff.
2
7
81