Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Vaillant calorMATIC 470 Installatiehandleiding pagina 18

Verberg thumbnails Zie ook voor calorMATIC 470:
Inhoudsopgave

Advertenties

8 Bedienings- en weergavefuncties
Bij installaties met meer dan een via zonne-energie ge-
laden boiler wordt de eerste boiler prioritair geladen. Met
de functie kunt u een eerste boiler vastleggen.
1 = Boiler 1 is de boiler met boilertemperatuurvoeler SP1
2 = Boiler 2 is de boiler met boilertemperatuurvoeler TD1
Deze functie is alleen actief als u bij de instelling voor het
multifunctionele relais Boiler 2 gekozen hebt.
8.7.11 Doorstromingshoeveelheid zonnecircuit
instellen
Menu → Installateurniveau → Systeem Configuratie
[Zonne systeem ----] → Zonne volume stroom
Deze waarde dient voor de berekening van de zonneop-
brengst. Voor het instellen van de correcte waarde moet
de volumestroom gemeten worden.
8.7.12 Zonnepompkick activeren
Menu → Installateurniveau → Systeem Configuratie
[Zonne systeem ----] → Zonne pomp kick
Met de functie kunt u een pompkick voor de zonnepomp
activeren om de temperatuurregistratie van de collector-
temperatuur te versnellen. Afhankelijk van het type komt
het bij sommige collectoren tot een tijdsvertraging bij het
bepalen van de meetwaarde voor de temperatuurregi-
stratie. Met de functie Zonne pomp kick kunt u de tijds-
vertraging verkorten. Bij een geactiveerde Zonnepomp-
kick-functie wordt de zonnepomp voor 15 s ingeschakeld
(zonnepompkick) als de temperatuur aan de collector-
temperatuurvoeler met 2 K/uur gestegen is. Daardoor
wordt de verwarmde collectorvloeistof sneller naar het
meetpunt getransporteerd. Als het temperatuurverschil
tussen collector en boiler het ingestelde inschakelverschil
overschrijdt, dan loopt de zonnepomp zo lang tot de boi-
ler opgewarmd is (verschiltemperatuurregeling).
8.7.13 Zonnecircuitbeveiliging instellen
Menu → Installateurniveau → Systeem Configuratie
[Zonne systeem ----] → Zonne circuit beveiliging
Met de functie kunt u een temperatuurgrens voor de ge-
meten collectortemperatuur in het zonnecircuit vastleg-
gen. Als de voorhanden zonnewarmte-energie de actuele
warmtebehoefte (bijv. alle boilers volledig geladen) over-
stijgt, dan kan de temperatuur in het collectorveld sterk
stijgen.
Wordt de ingestelde veiligheidstemperatuur aan de col-
lectortemperatuurvoeler overschreden, dan wordt de zon-
nepomp ter bescherming van het zonnecircuit (pomp,
ventielen etc.) tegen oververhitting uitgeschakeld. Na het
afkoelen (30 K hysterese) wordt de zonnepomp opnieuw
ingeschakeld. In combinatie met een zonnestation VMS
wordt de instelparameter uitgeschakeld. Het zonnesta-
tion heeft een eigen veiligheidsfunctie, die altijd is geacti-
veerd.
8.7.14 Maximale temperatuur voor zonneboiler
vastleggen
Menu → Installateurniveau → Systeem Configuratie →
Zonne systeem → [Zonneboiler 1/2----]Max. Temperatuur
Met de functie kunt u een maximumwaarde als begren-
zing van de zonneboilertemperatuur vastleggen om een
zo hoog mogelijke opbrengst uit de zonneboileropwar-
18
ming, maar ook een verkalkingsbeveiliging te garan-
deren. Voor de meting wordt het maximum van de boi-
lertemperatuurvoelers SP1 en SP2 gebruikt. Voor de
tweede boiler (zwembad) wordt de boilertemperatuur-
voeler TD1 gebruikt.
Als de ingestelde maximumtemperatuur overschreden
wordt, dan schakelt de thermostaat de zonnepomp uit.
Een zonnelading wordt pas opnieuw vrijgegeven als de
temperatuur aan de actieve voeler 1,5 K onder de maxi-
mumtemperatuur is gedaald. De maximumtemperatuur
kunt u voor elke boiler afzonderlijk instellen. De inge-
stelde maximumtemperatuur mag niet hoger zijn dan de
maximaal toegestane boilerwatertemperatuur van de ge-
bruikte boiler!
8.7.15 Inschakelverschil voor zonnelading
vastleggen
Menu → Installateurniveau → Systeem Configuratie →
[Zonneboiler 1/2 ----]→ Inschakel verschil
Met de functie kunt u een verschilwaarde voor de start
van de zonnelading vastleggen. Als het temperatuur-
verschil tussen boilertemperatuurvoeler SP2 en collec-
tortemperatuurvoeler KOL1 de ingestelde waarde over-
schrijdt, dan schakelt de thermostaat de zonnepomp in
en de zonneboiler wordt geladen. De verschilwaarde kan
afzonderlijk voor twee aangesloten zonneboilers vastge-
legd worden.
De functie kunt u niet in combinatie met een zonnestation
VMS gebruiken.
8.7.16 Uitschakelverschil voor zonnelading
vastleggen
Menu → Installateurniveau → Systeem Configuratie →
[Zonneboiler 1/2 ----] → Uitschakel verschil
Met de functie kunt u een verschilwaarde voor de stop
van de zonnelading vastleggen. Als het temperatuurver-
schil tussen boilertemperatuurvoeler SP2 en collector-
temperatuurvoeler KOL1 de ingestelde waarde onder-
schrijdt, dan schakelt de thermostaat de zonnepomp uit
en de zonneboiler wordt niet meer geladen. De uitscha-
kelverschilwaarde moet minstens 1 K kleiner zijn dan de
ingestelde inschakelverschilwaarde. Daarom wordt bij
het onderschrijden van 1 K automatisch de waarde voor
het instelverschil mee versteld! De verschilwaarde kunt u
afzonderlijk voor twee aangesloten zonneboilers vastleg-
gen.
De functie kunt u niet in combinatie met een zonnestation
VMS gebruiken.
8.7.17 Inschakelverschil voor tweede
verschiltemperatuurregeling vastleggen
Menu → Installateurniveau → Systeem Configuratie → [2.
Differentiatieregeling ----] → Inschakel verschil
Met de functie kunt u een verschilwaarde voor de start
van de zonneondersteuning vastleggen. Als het tempera-
tuurverschil tussen boilertemperatuurvoeler TD1 en tem-
peratuurvoeler TD2 in de retour van het zonnecircuit de
ingestelde waarde overschrijdt, dan stuurt de thermostaat
de uitgang MA (multifunctioneel relais) aan. Deze functie
is alleen actief als u een systeemschema met zonnever-
warmingsondersteuning kiest.
Installatiehandleiding calorMATIC 470 0020116707_03

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Vrc 470Vrc 470/40020108128

Inhoudsopgave