9
INSTALLATIEVOORSCHRIFT VOOR DE GASTECHNISCHE INSTALLATEUR
9.1 Gasaansluiting
De ketel is geschikt voor het verstoken van aardgas
categorie I
.
2L
De ketel moet op de gasleiding worden aangesloten
overeenkomstig de in de NEN 1078 (voor huishoudelijke
gasleidinginstallaties) of NEN 2078 (voor industriële
gasinstallaties) gestelde eisen. In de nabijheid van de
ketel dient een gashoofdkraan te worden opgenomen.
De gasaansluiting bevindt zich aan de bovenzijde van
de ketel (zie afb. 02, pos. 27). De ketel is standaard
voorzien van een gasfilter om vervuiling te voorkomen.
Raadpleeg bij andere aardgassoorten onze afdeling
Sales support.
9.2 Gasdrukken
De ketel is geschikt voor een gasdruk (sluitdruk) van
20 - 30 mbar.
De ketel is door Remeha ingesteld bij 25 mbar voordruk.
9.3 Gas- /luchtverhoudingsregeling
De ketel is voorzien van een pneumatische gas-/lucht-
verhoudingsregeling. Doel van de gas-/luchtverhoudings-
regeling is dat bij een variërende belasting de verhouding
tussen de gas- en de luchthoeveelheid in de brander op
een constant niveau gehouden wordt. Hiermee wordt
een schone en betrouwbare verbranding en een hoog
deellastrendement over het gehele belastingsbereik
zeker gesteld.
De minimale luchtdoorstroming wordt voor de start
bewaakt door een luchtdrukverschilsensor.
33