8.9.2 Vorstbeveiliging
De ketel moet in een vorstvrije ruimte worden opgesteld
i.v.m. mogelijke bevriezing van de condensafvoerleiding.
Als het c.v.-water te ver in temperatuur daalt, treedt de
ingebouwde ketelbeveiliging in werking.
Als de aanvoerwatertemperatuur:
- lager is dan 7°, dan wordt de, op de ketel aangeslo-
ten, externe circulatiepomp door de automaat inge-
schakeld
- lager is dan 3°, dan wordt de ketel met minimaal ver-
mogen ingeschakeld
- hoger wordt dan 10°, dan worden ketel en circula-
tiepomp weer uitgeschakeld. De pomp heeft nu een
vaste nadraaitijd van 15 minuten.
Let op: dit is dus alleen een beveiliging voor de
ketel. Een eventuele vorstthermostaat (minimaal-
thermostaat) kan aangesloten worden op klemmen
X29-9 en X29-10.
32
Remeha
Gas 310 ECO