De scherpte instellen
0.
Deze functie dient voor het verscherpen of vervagen van de contouren van het beeld.
1
Druk op [Scherpte (Sharpness)] in het menu Beeld (Image).
Druk op [Zacht (Soft)] of [Scherp (Sharp)] voor de instelling van de scherpte en druk vervolgens
2
op [OK].
Wanneer het scherpteniveau naar de [Zacht (Soft)] zijde wordt ingesteld, worden de gevlamde randen op de
afgedrukte foto's enz. verzacht. Bij de instelling naar de [Scherp (Sharp)] zijde worden de letters en dunne lijnen
scherper.
Scherpte-instelling annuleren
Schuif de indicator naar het midden en druk vervolgens op [OK].
Druk op [Reset] en daarna op [OK].
De scherpte instellen 113