Opbouw en functie
Transport en installatie
• Steek het uiteinde van het slangpakket door de trekontlasting tussenslangpakket en vergrendel dit
door naar rechts te draaien.
De trekontlasting voor het bevestigen van het tussenslangpakket vindt op de gebruikte
transportwagen plaats (zie de desbetreffende documentatie).
• Steker van de lasstroomkabel in de desbetreffende aansluitbus van de lasstroom steken en naar
rechts draaien om te vergrendelen:
MIG/MAG-vuldraad: aansluitbus lasstroom „-"
MIG/MAG-standaard: aansluitbus lasstroom „+"
• Steek de kabelstekker van de besturingskabel in de 7-polige aansluitbus en borg hem met de wartel
(de stekker kan maar in één stand in de aansluitbus worden gestoken).
5.1.6
Netaansluiting
Gevaar door onvakkundige elektrische aansluiting!
Onvakkundige elektrische aansluiting kan persoonlijk letsel of materiële schade
veroorzaken!
• De aansluiting (netstekker of kabel), de reparatie of spanningsaanpassing van het apparaat
moet door een bevoegde elektricien overeenkomstig de desbetreffende landelijke wetten
en voorschriften plaatsvinden!
• De op het typeplaatje aangegeven netspanning moet overeenkomen met de voedingsspan-
ning.
• Apparaat uitsluitend op een contactdoos met normconform aangesloten PE-aardleiding ge-
bruiken.
• Stroomstekkers, contactdozen en stroomkabels moeten op regelmatige intervallen door
een elektricien worden gecontroleerd!
• Bij het gebruik van een generator moet deze in overeenstemming met de desbetreffende
handleiding worden geaard. Het geïnstalleerde stroomnetwerk moet geschikt zijn voor het
gebruik van apparaten met beschermingsklasse I.
De lasstroombron is met een binnenste kleminrichting voor meervoudige netspanningen uitge-
rust. De actueel ingestelde netspanning van de stroombron moet met de voedingsspanning ove-
reenkomen! Daarvoor moeten de volgende stappen worden uitgevoerd:
• Visuele controle - De actueel ingestelde netspanning bij de stroombron vergelijken met de
voedingsspanning > zie hoofdstuk 5.1.6.1
• Aanpassing en aanduiding van de netspanning > zie hoofdstuk 5.1.6.2
• Na een ingreep in het apparaat moet een veiligheidscontrole worden uitgevoerd > zie hoofd-
stuk 5.1.6.3!
22
GEVAAR
099-005720-EW505
09.04.2024