4. Installatie
1
28
OPGELET
Neem, wanneer de buitentemperatuur onder nul
4
komt, de nodige voorzorgsmaatregelen om
bevriezing in de afvoerleidingen te voorkomen.
Vermijd het risico van bevroren condens op een
4
bewandelbare zone.
Met het verwarmende snoer voorkomt met
4
bevriezing van het condensaat: Zie blad EH113.
n Installatie in koude en besneeuwde regio's
Algemeen
Wind en sneeuw kunnen de prestaties van de warmtepomp
aanzienlijk beïnvloeden. Zorg dat bovenstaande gegevens in acht
genomen worden voor een correcte installatie van de externe groep.
4 Gebruik altijd een voetstuk met een metalen frame dat voldoende
hoog is voor een goede afvoer van het condensaat. Het voetstuk
mag niet breder zijn dan de externe groep. Door bevriezing zou
dit kunnen breken (weglekkende koelvloeistof).
4 Installeer de externe groep altijd op hoogte voor een goede afvoer
van het condensaat.
De condensaatafvoer moet regelmatig gereinigd worden
om eventuele verstopping te voorkomen. Het voetstuk
moet hoger zijn dan het niveau van de ergste sneeuwval.
Door deze maatregel wordt de wisselaar beschermd tegen
sneeuw en voorkomt men ijsvorming tijdens het ontdooien.
Installatie van een of meerdere externe groepen
1. Installeer de externe groep zo ver mogelijk van de loopruimte,
want het afgevoerde condensaat zou kunnen bevriezen en gevaar
opleveren (gladheid).
2. Plaats de externe groepen naast elkaar en niet op elkaar, want dit
zou tot bevriezing van het condensaat van de onderste groep
kunnen leiden.
AWHP-2 MIT-IN-2 iSystem
2
MW-6000252-1
16/06/2015 - 7616349-001-06