6. VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
6.1.1 Gevaren
Maak het instrument niet nat
Het natmaken van delen van het instrument anders dan
aangegeven in "Verzorging van het instrument" of andere van
toepassing zijnde secties kan brand of elektrische schok
veroorzaken als gevolg van lekstroom.
Schakel de spanning naar het instrument niet in
als het instrument niet vrij is van condensatie
(dauw).
Als het instrument van spanning wordt voorzien terwijl er
sprake is van condensatie, kan dit brand of een elektrische
schok veroorzaken als gevolg van lekstroom.
Breng geen vuurbronnen in de buurt van het
instrument.
Demonteer of modificeer het instrument niet.
Het instrument kan defect raken of een ongeval veroorzaken.
Zorg dat uw hand niet bekneld kan raken in
openingen in beweegbare onderdelen.
U kunt uw hand verwonden als deze bekneld raakt.
Bedien de schakelaars niet met natte handen en
steek/haal de stekker niet in/uit het stopcontact
terwijl
uw
handen
voedingskabel altijd bij de stekker vast als u de
kabel
aansluit
op/loskoppelt
stopcontact.
Dit kan een elektrische schok veroorzaken.
Gebruik
uitsluitend
voedingskabel.
Het gebruik van een voedingskabel met een ongeschikte
stroomdoorvoercapaciteit kan een elektrische schok of brand
veroorzaken door kortsluiting. Gebruik de voedingskabel die
geschikt is voor uw plaatselijke stroomdoorvoercapaciteit.
Op basis van regionale veiligheidsvoorschriften
kan het verplicht zijn om een standaard
voorgeschreven voedingskabel te gebruiken.
Neem contact op met de dichtstbijzijnde
distributeur van het instrument als u een andere
voedingskabel nodig hebt dan een PSE-
gecertificeerde,
UL/CSA-goedgekeurde
Europese voedingskabel.
Steek de voedingsstekker in een geaard
stopcontact.
Sluit de voedingsstekker aan op een afzonderlijk, geaard
stopcontact (klasse D). Als u dit niet doet, kan dit brand of een
elektrische schok veroorzaken als gevolg van lekstroom.
Als het systeem defect is, moet u de spanning
uitschakelen en vervolgens de voedingsstekker
uit het stopcontact halen.
.
nat
zijn.
Houd
de
van
het
de
bijgeleverde
of
Als het instrument defect is, moet u de spanning naar het
instrument uitschakelen en contact opnemen met de afdeling
Technical Support van Sakura. U kunt de netvoeding ook
onderbreken door het instrument los te koppelen van het
stopcontact. Als het instrument niet goed werkt, moet u de
voedingsstekker uit het stopcontact halen. Plaats het instrument
bij installatie zodanig dat het stopcontact niet achter het
instrument verborgen is, zodat u het instrument in een noodgeval
snel kunt loskoppelen.
Sluit het instrument niet aan via een
verdeelstekker. Gebruik geen verlengsnoer.
Als u dit wel doet, kan dit leiden tot uitval wegens een lage
spanning of tot brand wegens warmteontwikkeling.
Gebruik het instrument niet met een verkeerde
voedingsspanning.
Breng
geen
voedingscomponenten en -kabels.
Gebruik geen zekeringen die niet geschikt zijn.
Zekeringen moeten worden vervangen door
bevoegd onderhoudspersoneel.
Neem zo nodig contact op met de afdeling
Technical Support van Sakura.
Haal de stekker van het instrument uit het
stopcontact voordat u een zekering vervangt.
Als u dit niet doet, kan het instrument oververhit raken of kan dit
een elektrische schok, kortsluiting of brand veroorzaken.
Controleer de bedrijfsspanning voordat u het instrument gaat
gebruiken.
Beschadig de voedingskabel niet.
U mag de voedingskabel niet insnijden, breken, modificeren,
krachtig buigen, verdraaien of bundelen. Plaats geen zware
voorwerpen op de voedingskabel en stop hem niet in een krappe
ruimte. Hierdoor kan de voedingskabel beschadigd raken, wat
brand of een elektrische schok kan veroorzaken.
Plaats het instrument niet op een locatie die
wordt blootgesteld aan direct zonlicht of nat kan
worden door regenspatten of sneeuw.
Ultraviolette straling of extreme temperaturen kunnen leiden
tot uitval.
Gebruik het instrument in een schone, niet
te vochtige ruimte.
Het instrument is bedoeld voor gebruik binnen. Gebruik het niet
buiten.
Gebruik het instrument niet op een locatie met
de volgende omstandigheden:
・ Een locatie waar het instrument wordt blootgesteld aan lage of
hoge temperaturen (toegestaan bedrijfsbereik is 10 °C tot 40 °C).
・ Een vochtige locatie waar condensatie kan optreden.
・ Een locatie die wordt blootgesteld aan veel stof, olieachtige
rook of stoom.
・ Buiten.
Pagina 38
modificaties
aan
in