Voorbeelden:
De proportionele hellinginstellingen van de VAV-modus hangen af van de gebruikte sensor:
a) S&P AIRSENS CO2 zijn al geprogrammeerd om een ventilatiesysteem te besturen. Als er een AIRSENS CO2 in de
SLIM-eenheid is ingebouwd, is de aanbevolen confi guratie als volgt (voorbeeld voor SLIM 1200; nominale luchts-
troom = 1200 m³/u):
b) Standaard CO2-sensoren hebben een meetbereik van 0-2000 ppm en een 0-10V-uitgang.
Aangezien we de CO2-concentratie onder 1200 ppm willen houden (goede luchtkwaliteit binnenshuis), moeten we de
ventilatoren op hoge snelheid zetten als de CO2-sensor 6V levert. (6V = 1200 ppm).
In dat geval is de aanbevolen confi guratie (voorbeeld voor SLIM 1200; nominale luchtstroom 1200 m3/u):
De selectie van de VAV-modus configureert automatisch het VENTILATORMENU-scherm en past het aan aan de
VAV-modus:
Stoppen: het apparaat tstopt
Handmatig: Handmatige selectie van luchtstroominstelwaarde met percentage. Als "Handm." is geselecteerd, volgt de
eenheid de 0-10V-ingang niet.
Auto: Automatische regeling volgens 0-10V-ingang en tijdprogrammering (indien geconfigureerd).
19.1.3. Werking bij constante druk (COP)
Aanbevolen modus in installaties met meerdere kamers, waarbij de luchtstroom wordt geregeld via kleppen in elke
zone/kamer.
Luchtstromen worden automatisch gemoduleerd om een constante drukwaarde te handhaven die wordt gemeten door
een druksensor die in de leiding is geïnstalleerd.
Standaard is de regelaar geconfigureerd om de externe druksensor SPRD 0 10 B te gebruiken, met een drukbereik van
0-800Pa en een uitgang van 0,5-4,5V.
Bij gebruik van een andere druksensor, zoals TDP-S, moeten de aanvankelijke instellingen van "COP Druksensor" wor-
den aangepast aan de eigenschappen van de druksensor:
45