19.1.1. Werking bij constante luchtstroom (CAV)
Modus aanbevolen in installaties waar een constante luchtstroom moet worden gehandhaafd
De snelheid van de ventilatoren wordt continu geregeld om de ingestelde luchtstroom te handhaven. De regeling wordt
uitgevoerd door middel van druksensoren die in de fabriek zijn geassembleerd en bedraad.
Selectie van CAV-regelmodus
Dankzij de toegang tot het vereenvoudigde menu voor parameterinstelling is het mogelijk om het onderstaande in te
stellen:
• Verminderde luchtstroom, Normale luchtstroom en Extra luchtstroom voor elke ventilator. Extra luchtstroom kan
boven of onder de normale luchtstroom worden geconfigureerd, zodat het een "boost" of een "min. snelheid" kan zijn.
Er kan worden gekozen tussen snelheden/luchtstromen:
• Automatisch door timer (zie paragraaf "24. TIJDPROGRAMMERING")
• Op afstand, via externe digitale contacten (zie paragraaf "14.4.2. CAV-bedradingsschema").
• Handmatig (zie hieronder).
Stop: Stop het apparaat.
Verminderde luchtstroom Normale luchtstroom, Extra m3/u: Instelwaarde handmatig geselecteerd.
Auto: De selectie van de instelwaarde gebeurt volgens de tijdsprogrammering.
Gevorderd niveau
Onafhankelijke regeling van de SAF- en EAF-luchtstroom:
van de bijbehorende druksensor. De druksensoren worden in de fabriek gemonteerd en bedraad geleverd. De
regelaar zet het van de druksensor ontvangen signaal om in luchtstroom met behulp van de relatie:
Parameter K hangt af van de constructie van de ventilator en is voor elk model anders. Deze waarde is al in de fabriek
ingesteld en mag dus niet worden gewijzigd:
Model warmteterugwin-
ningsapparaat
SLIM 800
SLIM 1200
SLIM 1600
SLIM 2000
K parameter
Toevoerluchtventilator
60
64
72
125
SAF en EAF worden elk aangestuurd door het signaal
K parameter
Drukbereik (druksensor)
Afzuigventilator
57
67
67
124
Min/Max-signaal
(druksensor)
0-1000 Pa
0,5V / 4,5V
43