INSTALLATIE
INGEBRUIKNAME
11. Ingebruikname
Om het toestel te kunnen gebruiken, is de warmtepompmanager
WPM 3 vereist. Hiermee worden alle vereiste instellingen voor en
tijdens de werking uitgevoerd.
Alle instellingen in de ingebruiknamelijst van de warmtepomp-
manager, de ingebruikname van het toestel en de opleiding van
de gebruiker moeten uitgevoerd worden door een installateur.
De ingebruikname moet overeenkomstig deze installatiehandlei-
ding en de bedienings- en installatiehandleiding van de warm-
tepompmanager gebeuren. Voor de ingebruikname kunt u een
beroep doen op onze klantenservice (tegen betaling).
Als u dit toestel commercieel gebruikt, moet u voor de ingebruik-
name rekening houden met de bepalingen van de arbeidsvei-
ligheidsverordening. Meer informatie hieromtrent vindt u bij de
bevoegde bewakingsinstantie (bv. TÜV).
Na de ingebruikname moet u het ingebruiknameprotocol in deze
handleiding invullen.
11.1 Controle voor ingebruikname
Controleer de volgende punten voor ingebruikname.
11.1.1 Verwarmingsinstallatie
- heeft u de verwarmingsinstallatie met de juist druk gevuld
en de snelontluchter geopend?
11.1.2 Temperatuursensor
- Heeft u de buitensensor en de retoursensor (in combinatie
met buffervat) juist aangesloten en geplaatst?
11.1.3 Netaansluiting
- Heeft u de netaansluiting vakkundig uitgevoerd?
11.1.4 Transportbeveiliging
- Heeft u de draadeinden ter beveiliging van de compressor
verwijderd?
11.1.5 Controle van de schuifschakelaars op de IWS
Voer de volgende stappen uit om toegang te verkrijgen tot de IWS.
f Verwijder de afdekking.
f
16
| WPL 10 ACS
f Verwijder de grijs gemarkeerde beugel als volgt:
f
1 IWS
f Hef de grijs gemarkeerde plaat op.
f
1 Veiligheidsbeugel
f Beveilig de plaat met de veiligheidsbeugel.
f
1
1
WWW.STIEBEL-ELTRON.COM