De stroom van het apparaat wordt berekend op basis van de 4-20mA input, die een signaal ontvangt van
een extern apparaat en de instelwaarde 'Stroom bij 20mA'.
Berekende stroom (A)
Stroom bij
20mA
0
8.3.2.2
Capaciteitsregeling met stroombegrenzing
De stroombegrenzing gebruikt een dode band op de feitelijke limietwaarde, zodat de toename van de
capaciteit van de unit niet is toegestaan in deze dode band Als de stroom van het apparaat boven de dode
zone komt, wordt de capaciteit verminderd totdat deze zich weer binnen de dode band bevindt. De dode
band van de stroombegrenzing is 5% van de stroombegrenzing.
8.3.3 Stroomregeling apparaat tijdens ontdooien
De capaciteitsregeling van een circuit tijdens ontdooien mag door deze functie niet beperkt worden. Met
andere woorden, als het apparaat dubbele circuits heeft wordt deze functie uitgevoerd door het circuit
dat geen ontdooien uitvoert.
8.4 Regeling flexibele stroombegrenzing
Deze regeling is optioneel. Deze regeling vereist een extra uitbreidingsmodule (POL965 adres 21) voor
het gebruik van de analoge ingang.
8.4.1 Instelling apparaat
De regeling van de flexibele stroombegrenzing mag alleen ingeschakeld zijn als de digitale ingang
inschakelen stroombegrenzing gesloten is en de Instelwaarde stroombegrenzing geactiveerd is. Deze
regeling kan tijdens normaal bedrijf ingeschakeld worden zonder dat stopzetten nodig is.
8.4.2 Aanpassing stroombegrenzing
Als een analoge ingang gebruikt wordt kan de stroombegrenzing aangepast worden. De feitelijke
stroombegrenzing wordt bepaald door de volgende vergelijking.
Feitelijke stroombegrenzing = Instelwaarde stroombegrenzing x Vermindering van
stroombegrenzing
4mA
20mA
Analoge ingang (mA)
D-EOMHP00706-14NL - 60/78