3 Aanwijzingen bij installatie en gebruik
3.4.2 Niveau en vuldruk van pekelcircuit
Controleer regelmatig het pekelniveau resp. de pekel-
druk van het pekelcircuit. U kunt de vuldruk van het pe-
kelcircuit ("Druk warmtebron") op de thermostaat van
de warmtepomp aflezen (zie hoofdstuk 5.5), deze dient
tussen 1 en 2 bar te liggen. Als de pekeldruk beneden
0,2 bar daalt, wordt de warmtepomp automatisch uitge-
schakeld en verschijnt een storingsmelding.
Attentie!
a
Gevaar voor beschadiging door uitstro-
mende pekelvloeistof bij lekkage van het
systeem.
Schakel bij lekkages in het pekelcircuit
de warmtepomp uit, om verder leeglopen
te verhinderen.
Laat de lekkages verhelpen door een in-
stallateur.
Attentie!
a
Het pekelcircuit moet gevuld zijn met de
juiste hoeveelheid vloeistof, anders kan
het systeem beschadigd worden.
Als het niveau van de pekelvloeistof zo ver is gedaald
dat dit in het pekelreservoir niet meer zichtbaar is, moet
u pekelvloeistof bijvullen.
Afb. 3.1 Niveau van het pekelreservoir
Als het niveau van de pekelvloeistof in de eerste maand
na inbedrijfstelling van het systeem iets daalt, is dat
normaal. Het niveau kan ook naargelang temperatuur
van de warmtebron variëren. Dit mag echter nooit zo
ver dalen dat het in het pekelreservoir niet meer zicht-
baar is.
6
Attentie!
a
Gevaar voor beschadiging
Het pekelcircuit van uw warmtepompsy-
steem mag alleen worden gevuld door
geautoriseerd geschoold personeel.
Controleer het niveau van het pekelcir-
cuit regelmatig en informeer uw installa-
teur, als het niveau in het pekelreservoir
te laag mocht zijn.
3.4.3
Vrijkomend (oppervlakte) condens
De verdamper, de pekelpompen, de buisleidingen in het
warmtebroncircuit evenals onderdelen van het koelmid-
delcircuit zijn binnenin de warmtepomp geïsoleerd,
zodat er geen condenswater kan ontstaan. Mocht toch
eens een beetje condens vrijkomen, dan wordt dit opge-
vangen door de condensbak. De condensbak bevindt
zich aan de binnenkant in het onderste deel van de
warmtepomp. Door de warmteontwikkeling binnenin de
warmtepomp verdampt het vrijkomende condens in de
condensbak. Geringe hoeveelheden vrijkomend condens
kunnen onder de warmtepomp worden afgevoerd. Con-
denswater dat in geringe hoeveelheden ontstaat, is
daarom geen storing van de warmtepomp.
Attentie!
a
Gevaar voor dauwpuntonderschrijding en
condensvorming!
De CV-aanvoertemperatuur mag tijdens
de koelfunctie niet te laag worden inge-
steld. Ook bij een aanvoertemperatuur
van 20 °C is voldoende koelfunctie gega-
randeerd.
3.5
Tips voor energiebesparing
Hierna krijgt u belangrijke tips die u helpen bij een ener-
gie- en kostenbesparend gebruik van uw warmtepomp-
systeem.
3.5.1
Algemene tips voor energiebesparing
U kunt door uw algemeen gedrag al energie besparen
door:
— Correct te ventileren:
De ramen of deuren niet op kiepstand zetten,
maar 3-4 keer per dag gedurende 15 minuten de
ramen wijd openen en tijdens het ventileren de ther-
mostaatkranen of kamerthermostaten laag te zetten.
— De radiators niet afdekken, zodat de verwarmde lucht
in de kamer kan circuleren.
— Een ventilatiesysteem met warmteterugwinning ge-
bruiken.
Een ventilatiesysteem met warmteterugwinning ga-
randeert altijd een optimale luchtwisseling in het ge-
bouw (ramen hoeven daarom voor ventileren niet
Gebruiksaanwijzing geoTHERM exclusiv VWS 0020045210_02