Figuur 61
Stroom door de vlam meten
Vlamstroom is de stroom die door de vlam stroomt van sensor tot
aarde. Om de vlamstroom te meten moet een RMS of analoge DC
milli-ampèremeter worden aangesloten op de FC+ en FC- con-
tactpunten. De meting moet 1.0 mA DC of hoger zijn. Indien de
meter een negatieve aflezing of onder "0" op de schaal heeft, zijn
de meterpennen omgewisseld. Sluit de meter weer aan met de
juiste polariteit.
U kunt ook de spanning tussen de aansluitingen FC+ en FC- met
een digitale spanningsmeter meten. Elke μA stroom komt over-
een met een gelijkspanning van 1,0 V, dus als de meter een ge-
lijkspanning van 2,6 V aanwijst, betekent dit een stroom van 2,6
μA.
Een goede aarding van de brander die op hetzelfde aardingspunt
is aangesloten als de bedieningseenheid, is van essentieel belang
voor een betrouwbare controle van de vlam.
Werking ontstekingsregelaar voor niet-
CE-modellen t/m 10-3-2013
Inschakelen
Als er stroom wordt gezet op de ontstekingsregelaar, begint de re-
gelaar zijn ontsteking binnen een wachttijd van 1-3 seconden na
de ventilatie.
Ontstekingssequentie
De sturing begint de ontsteking na de ventilatie door stroom te
zetten op de ontsteker en de gasklep te openen. De ontsteker zal
ingeschakeld blijven totdat er een vlam wordt gedetecteerd of tot-
dat er maximaal tien (10) seconden (10 +0/-4 sec) zijn verstreken.
Als er een vlam wordt gemaakt en verloren gaat tijdens de perio-
de van 10 seconden, zal de ontsteker opnieuw worden ingescha-
keld in een poging om het gas opnieuw te doen ontbranden.
Als er binnen de ontstekingssequentie van tien (10) seconden
geen vlam wordt gedetecteerd, sluit de regelaar de stroom naar de
gaskleppen en de ontsteker af, en wordt hij binnen 5 seconden
vergrendeld.
Normale werking
Zodra er een vlam is gemaakt, stopt de vonkontsteker met vonken
en zal de regelaar continu alle invoer controleren. Als de regelaar
een vlamverlies detecteert nadat er een vlam werd gemaakt, blijft
de gasklep onder stroom staan en begint het vonken binnen een
©
Copyright, Alliance Laundry Systems LLC - NIET KOPI-
EREN of DOORZENDEN
seconde na het vlamverlies. Als de poging om opnieuw een vlam
te maken mislukt, zal er binnen 11 seconden na het eerste vlam-
verlies een vergrendeling optreden.
Uitdoving van de vlam
Een normale uitdoving van de vlam treedt op wanneer de thermo-
staattemperatuur voldoende is. Dit betekent dat er geen onmid-
TMB2317K_SVG
dellijke behoefte is aan meer warmte. De thermostaat zal de
stroom van de ontstekingsregelaar uitschakelen. Hierdoor wordt
de gasklep gesloten en gaat de vlam uit. Na korte tijd, niet minder
dan 1 seconde, zal de thermostaat afkoelen en afsluiten. Hierdoor
wordt de ontstekingsregelaar opnieuw onder stroom gezet. Wan-
neer dit gebeurt, moet de regelaar dezelfde ventilatie- en ontste-
kingssequentie voltooien zoals hierboven werd aangegeven.
Vergrendeling regelaar
Als de regelaar wordt vergrendeld, wordt de gasklep gesloten en
zullen alle verzoeken om warmte worden genegeerd. De vergren-
delingsmodus mag enkel worden stopgezet door de stroom naar
de regelaar te onderbreken of de thermostaat uit te schakelen. Na-
dat dit is gebeurd, start de regelaar opnieuw op met de normale
opstart- en ontstekingssequentie.
Detectie van lage spanning
De regelaar kan een lage invoerspanning detecteren. Als de in-
voerspanning bij de opstart onder 19,0 V AC +0,8 V AC/-0,5 V
AC ligt, zal de regelaar de uitvoer naar het relais van de gaskle-
pregelaar uitschakelen. Als de invoerspanning minstens drie (3)
seconden boven 19,8 V AC komt, zal de regelaar vervolgens het
relais van de gasklep opnieuw inschakelen en kan de ontstekings-
sequentie beginnen. Bij de opstart moet de regelaarfunctie altijd
zijn uitgeschakeld indien de spanning hoger ligt dan 19,8 V AC.
Werking ontstekingsregelaar voor CE-
modellen t/m 10-3-2013
Inschakelen
Zodra 24 VAC is aangelegd op de ontstekingspennen 24V en
GND, wordt de diagnose-LED op de ontstekingsbesturing oranje/
geel. Als een storing wordt vastgesteld, gaat de ontstekingsbestu-
ring naar de vergrendelmodus. Als geen storingen worden vastge-
steld, wordt de diagnose-LED groen en gaat de ontstekingsbestu-
ring naar de stand-bymodus.
Stand-bymodus
In de stand-bymodus bewaakt de ontstekings-besturing het sys-
teem constant op fouten. Zodra 24 VAC is aangelegd op de con-
tacten TH en GND op de besturing, gaat de ontstekingsbesturing
naar de opstartmodus.
Opstartmodus
Tijdens de opstartmodus bewaakt de ontstekings-besturing het
systeem op storingen en begint de ontstekingssequentie. Als er
geen storingen zijn, begint de ontstekingsbesturing met de ontste-
93
Gebruiksaanwijzing
Onderdeelnr. 70457901NLR18