VOORZICHTIG
Gevaar bij verkeerd installeren van de
veiligheidsklep
Ontoelaatbare overdruk en ongecontroleerd
verlies van verwarmingswater mogelijk.
• In de veiligheidsleidingen mogen geen
afsluiters geïnstalleerd zijn.
• De afblaasleiding van de veiligheidsklep moet
dusdanig uitgevoerd zijn, dat druktoeneming
niet mogelijk is.
• Uitstromend verwarmingswater moet zonder
gevaar en gecontroleerd vrij worden afgevoerd.
Veiligheidsklep in het verwarmingscircuit monteren
1. Veiligheidsklep dicht in de buurt van de
voorraadboiler in de verwarmings-aanvoer monteren,
zie
hoofdstuk „ Verwarmingsgroep", blz. 53..
2. Afblaasleiding aansluiten.
Verwarmingsgroepen aansluiten
1. Voorraadboiler-leidingwerk op de verwarmings-
aanvoer en -retour aansluiten (installateur).
Ketel vul-en-aftap (KFE) aansluiten
1. KFE-aansluiting (vul-en-aftap) van de voorraadboiler
met de verwarmings-retour van de externe
warmtebron verbinden (installateur) of van een vul-
en aftapkraan voorzien.
Aansluitoverzichten voor vastebrandstofketels
zie
„Aansluitoverzichten en
installatieschemata" L38.
6.2.3 Koud- en warmwateraansluiting
VOORZICHTIG
Aansluitregels in acht nemen
• De koudwateraansluiting dient overeenkomstig
de "Technische regels voor
drinkwaterinstallaties" volgens DIN EN 806 en
DIN 1988 geïnstalleerd te worden.
• Volgens DIN 1988 dient bij metalen leidingen
een drinkwaterfilter geïnstalleerd te worden.
• In de koudwaterleiding moet een geschikte
veiligheidsklep opgenomen zijn als
veilgheidsvoorziening voor het
uitzettingsvolume van het verwarmde tapwater.
• De minimale aansluitdiameter bedraagt DN 15.
Koud- en warmwater aansluiten
1. Met de 22 mm haakse klemkoppelingen (bij de
warmwatergroep meegeleverd) de koud- en
warmwateraansluiting rechts en links onder de
mantels aan de zijkanten naar buiten voeren.
2. Op de haakse klemkoppelingen de koud- en
warmwateraansluiting uitvoeren (installateur).
SOLVIS SolvisMax Gas · Technische wijzigingen voorbehouden 10.09 · F 20-NL
6.2.4 Aansluiting op het gasnet
GEVAAR
Aansluitregels voor gas in acht nemen
• De gasaansluiting mag alleen door
installatiebedrijven worden uitgevoerd, die
daartoe door het gasbedrijf geautoriseerd zijn.
• Bij het vervaardigen van de gasaansluiting
dienen het DVGW-werkblad G 600 (TRGI) resp.
de „Technische regels vloeibaar gas" (TRF) in
acht genomen te worden.
• Volgens de voorschriften van de brandweer
dient in de gastoevoerleiding direct vóór de
afsluitkraan een thermische afsluitklep (TAE)
opgenomen te worden, zie
Brandstofverzorging", blz. 54.
• Ter bescherming van de gasmagneetkleppen
van de brander raden wij aan een gasfilter
volgens DIN 3386 in de aanvoerleiding naar het
toestel in te bouwen.
• De SolvisMax GAs kan met brandbare gassen
van de 2e en 3e gasfamilie gestookt worden.
• Als gassen van de 3e familie (vloeibare gassen)
als brandstof gebruikt worden moet de
ombouwset voor vloeibaar gas worden
ingebouwd, zie
gas", hoofdstuk „Assembleren van het toestel
(deel 1)", blz. 11.
Gasleiding aansluiten
1. De gasleiding op de gasvoorziening aansluiten
(installateur).
6.2.5 Rookgasafvoer aansluiten
Algemene aanwijzingen met betrekking tot het
rookgasafvoersysteem
Onderstaand is enige informatie samengesteld die voor
de montage van de door Solvis aangeboden
rookgasafvoersystemen bepalend zijn.
Normen en voorschriften
Afgezien van de erkende technische regelgeving dienen
in het bijzonder de volgende punten in acht genomen te
worden:
• Bepalingen uit het keuringsprotocol (met het
Centrotherm-rookgasafvoersysteem CAS-1 t/m CAS-8
meegeleverd).
• Regionale bouwrechtelijke bepalingen.
• De bepalingen en voorschriften voor de rookgasafvoer
kunnen per land benevens ook regionaal verschillend
zijn.
• De verantwoordelijke regionale schoorsteenveger dient
om die reden in de planning van de installatie
betrokken te worden.
6 Montage
hoofdstuk „
„Ombouwset voor vloeibaar
23