√ Alle onderstaande werkzaamheden volledig conform NEN 3140.
√ Controleer bij de aansluitklemmen of de juiste volgorde is gehandhaafd.
√ Controleer of de aders goed vast zijn gedraaid 3,5 tot 5 Nm.
√ Controleer of de aardverbinding is gemaakt met de aangeleverde aarding.
√ Controleer of de kabeldikte van de voedingskabel klopt met de gezekerde
stroomwaarde.
√ Controleer of het laadstation vast en stevig is gemonteerd.
√ Controleer of de waterbestendigheid voldoet.
√ Houd de omgeving van de werkplek vrij van obstakels.
6. GEBRUIK / INSTALLATIE HANDLEIDING
6.1 Vereiste voedingskabel
De voedingskabel zal op een aparte krachtgroep aangesloten moeten
worden. Bij het gebruik van een automaat dient dit een C karakteristiek te
zijn of gelijkwaardig.De hoogte van de stroomwaarde is afhankelijk van de
lengte en van het beschikbare vermogen ter plaatse.
LET OP: Het laadstation heeft 1 voedingskabel nodig.
Houd ook rekening met een vollast op de bekabeling en
groepen die meerdere uren kan duren
De bekabeling zal volledig volgens de geldende normeringen moeten
worden uitgevoerd o.a.. NEN1010/VDE 0100/BS
Uitzonderingen op de NEN1010 zijn:
• Afwijkende kabeldiktes*
• Aardverspreiding weerstand < 30 Ohm.
• Installatieweerstand < 1 Ohm.
• Spanningsverlies max. 2%.
6.2 Montage op de wand
Het laadstation monteert u het beste op een hoogte van
+/- 85 centimeter vanuit de onderzijde van het laadstation
gemeten.
Bij het monteren van het laadstation dient u rekening te houden met de
stevigheid van de wand. De wand dient volledig gesloten te zijn en geen
openingen en gaten te hebben. Deze dienen eerst te worden gedicht.
Gebruik de juiste bevestigingsschroeven om het laadstation stevig vast
te zetten en gebruik al de 4 bevestigingsgaten (Bevestigingsmateriaal is
bijgevoegd).
Verwijder eerst de deksel middels een torx schroef aan de onderzijde.
7