6.4 Groeicurven
Voor een geleidelijk afbouwen van streefwaarden zijn verschillende curven aanwezig. Een curve bestaat uit
maximaal 7 knikpunten.
Groeicurven aan/uit
Ook voor groeicurven zijn instellingen onder de 10,0°C relatief ten opzichte van de ingestelde
staltemperatuur.
Binnen de groeicurve mag u niet van een relatieve naar absolute instelling omschakelen.
Alle relatieve instellingen liggen onder de 10,0°C of absolute instellingen zijn gelijk aan of hoger
dan 10,0°C.
De dagnummers in de groeicurve moeten opeenvolgend zijn (zie onderstaand voorbeeld).
Is het dagnummer van het eerste knikpunt groter is dan 1, dan geldt de waarde van het eerste
knikpunt tot het ingestelde dagnummer.
Is de curve actief en wilt u een instelling wijzigen, dan kunt u de betreffende instelling via de
curve-instelling wijzigen.
Voor een geleidelijk verloop worden deze instellingen ieder uur uit de groeicurve berekend.
De afdelingstemperatuurcompensatie wordt gewist zodra u het dagnummer wijzigt.
Knikpunt of periode invoegen of verwijderen
1. Druk op de [Enter]-toets (wijzigmodus)
2. Houdt functietoets
om een knikpunt/periode in te voegen (mits perioden/knikpunten niet maximaal zijn)
om een knikpunt/periode te verwijderen (mits één periode/knikpunt aanwezig is)
3. Het aantal knikpunten/periodes wordt automatisch aangepast.
KL-6400-G-NL02360
Afhankelijk van het aantal dieren in de afdeling en het diergewicht
bepaalt u de klimaatinstellingen en stelt deze via een curve in. In de
loop van de tijd neemt de gewenste temperatuur geleidelijk af en
neemt de ventilatie geleidelijk toe. Levert u enkele dieren uit een
afdeling af, dan moet u de bezettingsgraad aanpassen. Zo voorkomt u
onnodige verwarmingskosten bij een te hoge minimum ventilatie of te
lage afdelingstemperatuur.
Met deze instelling kunt u alle curven gelijktijdig aan en uit zetten.
ingedrukt en druk daarna op:
Niet toegestaan
6. Afdeling
22