7
Volumestroomweergave
De volumestroomweergave dient om het debiet van
1 - 13 l/min te meten en weer te geven. Om een sto-
ringsvrije werking van het meetapparaat te garande-
ren, moet de installatie zijn gespoeld en vrij zijn van
ongewenste voorwerpen.
Lees de volumestroom aan de bovenkant van de suspensie af.
8
Luchtpot
WAAR-
Kans op brandwonden!
SCHUWING!
Bij het ontluchten kunnen de ont-
snappende lucht en de warmtedra-
gende vloeistof temperaturen van
meer 100 °C bereiken.
Let daarom op de systeem-
temperaturen om brand-
wonden te voorkomen!
De luchtpot dient om het water-glycol-mengsel in
het zonnecircuit permanent te ontgassen. De uit de
warmtedragende vloeistof uittredende gassen hopen
zich op in de luchtafscheider en kunnen via het ont-
luchtingsventiel handmatig worden afgelaten.
6
Open het ontluchtingsventiel en vang het uitstro-
mende medium op in een geschikte opvangbak.
Controleer na het ontluchten de systeemdruk en
verhoog deze evt. weer naar de voorgeschreven
bedrijfsdruk.
9
Onderhoud
Ga als onderhoud (bv. pomp vervangen) nodig is als
volgt te werk:
Sluit de kogelkraan (4).
Draai de sleuf in de spindel van de volumestroom-
weergave 90° tegen de klok in (zie onderstaande
afbeelding).
Het warmtedragend medium kan nu in de pomp wor-
den afgelaten.
Open de aftapkraan (3).
Draai, indien nodig, de wartel aan de drukzijde los.
Demonteer daarna de pomp.
10
Veiligheidssystemen
Het zonnestation is voorzien van een zonne-mem-
braanveiligheidsventiel dat aan de relevante voor-
schriften voldoet. Neem de volgende aanwijzingen bij
de montage en bediening in acht:
• Het veiligheidsventiel moet goed toegankelijk zijn.
De effectiviteit van het ventiel mag door afsluitin-
gen niet worden belemmerd of ineffectief worden
gemaakt!
• Vuilvangers of andere vernauwingen tussen de col-
lector / het collectorveld en het veiligheidsventiel
zijn niet toegestaan!
• De diameter van de afblaasleiding moet overeen-
komen met de diameter van de ventieluitgang; de
maximale lengte mag 2 m niet overschrijden; meer
dan 2 bochten zijn niet toegestaan. Als deze waar-
den worden overschreden, moet voor de afblaas-
leiding de eerstvolgende dimensie worden gekozen.
Maar ook hier moet erop worden gelet dat meer
dan 3 bochten en een leidinglengte van 4 m niet
zijn toegestaan.
• Als de afblaasleiding in een afvoerleiding met trech-
ter wordt geleid, dan moet de dimensie van de af-
voerleiding tenminste de dubbele diameter van de
ventielingang hebben. Verder dient erop te worden
gelet dat de afblaasleiding met verval worden aange-
legd; de monding moet open en observeerbaar zijn
en geleid worden dat personen bij het afblazen niet
in gevaar komen.
• In de praktijk is het nuttig gebleken om een jerry-
can onder de afblaasleiding te zetten. Mocht het
veiligheidsventiel een keer worden geactiveerd, dan
wordt de vloeistof opgevangen en kan – bij een te
lage druk in de installatie – weer worden aangevuld.