Veiligheidsinstructies
Voedingsspanning
Verbindingskabel
Kabelafscherming en
aarding
VEGAPULS 11 • Tweedraads 4 ... 20 mA
5
Op de voedingsspanning aansluiten
5.1
Aansluiting voorbereiden
Let altijd op de volgende veiligheidsinstructies:
•
Elektrische aansluiting mag alleen door opgeleide en door de
eigenaar geautoriseerde vakspecialisten worden uitgevoerd.
•
Indien overspanningen kunnen worden verwacht, moeten over-
spanningsbeveiligingen worden geïnstalleerd
Waarschuwing:
Alleen in spanningsloze toestand aansluiten resp. losmaken.
De specificaties betreffende voedingsspanning vindt u in hoofdstuk
"Technische gegevens".
Opmerking:
Voed het instrument via een energiebegrensd circuit (vermogen max.
100 W) conform IEC 61010-1, z. B.:
•
Class 2-voeding (conform UL1310)
•
SELV-voeding (veiligheidslaagspanning) met passende interne of
externe begrenzing van de uitgangsstroom
Houdt rekening met de volgende extra invloeden voor de voedings-
spanning:
•
Lagere uitgangsspanning van het voedingsapparaat onder nomi-
nale belasting (bijv. bij een sensorstroom van 20,5 mA of 22 mA bij
storingsmelding)
•
Invloed van andere apparaten in het circuit (zie belastingswaarde
in het hoofdstuk "Technische gegevens")
Gebruik kabels met ronde doorsnede bij instrument met behuizing
en kabelwartel. Controleer voor welke kabeldiameter de kabelwartel
geschikt is, om de afdichtende werking van de kabelwartel te waar-
borgen (IP-beschermingsklasse).
Het instrument wordt met standaard tweeaderige kabel aangesloten
Indien elektromagnetische instrooiingen worden verwacht, die boven
de testwaarden van de EN 61326-1 voor industriële omgeving liggen,
moet afgeschermde kabel worden gebruikt.
Opmerking:
Te hoge temperaturen kunnen de kabelisolatie beschadigen. Houd
daarom naast de omgevingstemperatuur ook rekening met de eigen-
opwarming van het intrument bij de temperatuurbestendigheid van de
kabel in de aansluitruimte.
Wij adviseren, bij afgeschermde kabel de afscherming eenzijdig op
de voedingszijde op het aardpotentiaal aan te sluiten.
Bij een omgevingstemperatuur ≥ 50 °C (122 °F) moet de aansluitkabel voor
2)
een minimaal 20 °C (36 °F) hogere temperatuur zijn gedimensioneerd.
5 Op de voedingsspanning aansluiten
.
2)
17